Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3975. Aan Soejitno Mangoenkoesoemo: Den Haag, 24 januari 1940Den Haag, 24 Januari '40. Beste Jit, Laat ons één ding afspreken: denk nooit dat ik op een dergelijke idiote manier (door plotseling te boudeeren of zoo) een vriendschap ‘uit’ maak. Tenzij wanneer een vriend werkelijk iets beneden alles gedaan had - en meestal weet je dan in je binnenste eig. allang dat hij je vriend niet meer is - verdient hij op z'n minst toch een uiteenzetting, al was 't er een vol boosheid en verwijten. Dus als je niets van mij hoort, is er een andere reden; op het oogenblik bv. drukte - ik moet zooveel per dag pennen dat ik soms gruw van papier en inkt - of ziekte of zoo. Bijv. nu net was ik een week grieperig en daarna, de 2e keer dat ik uitging, ben ik op de harde sneeuw gevallen, op rug en achterhoofd en met zoo'n smak (ik liep hard naar een autobus) dat ik werkelijk een oogenblik naar adem lag te snakken op die sneeuw als een visch op het droge. Mijn rug en borst hebben mij daarna dagen lang pijn gedaan, en ik herinner mij eig. niet dat ik ooit zoo'n ongelukkige tuimeling gemaakt heb. Op je toe val je 2 × zoo zacht als op je 40e! Van Walraven kreeg ik nu ook een brief. Hij voelt zich door iedereen verlaten, miskend, bitter. Het is een drama, met dezen man. Hij heeft het beroerder dan 90% van de ‘Europeanen’ in Indië. Enfin, | |
[pagina 459]
| |
ik vind het best dat jij voet bij stuk houdt, en als je eenmaal zóó voelt, valt er niets aan te doen en zou 't ook onzin wezen te huichelen dat je wat anders voelde. Alleen vind ik wèl dat Walraven's antwoordGa naar voetnoot1. behoorlijk in K. en O. moet staan, als 't er eenigszins mee door kan. Ik vind het vreemd dat ik, na al mijn geschrijfGa naar voetnoot2. aan Koch van nr. 13, het nr. met mijn brief aan Sjahrir,Ga naar voetnoot3. géén ex. meer kreeg. Zou jij een paar ex. (4 of 5) daarvan willen verzamelen en ze mij zenden? Ze kunnen toch niet telkens wegraken. En Koch zal ze toch zeker wel gestuurd hebben. Gek is dat! Maar doe jij 't dan nog eens, dan weet ik zeker dat ze althans in Indië op den ‘postweg’ gezet werden. Van Koets hoorde ik dat hij iets voor je zocht of al open hield op 't Dep. v. Onderwijs. Mij lijkt dat geen slechte zaak, van hier gezien; zeker zoolang je 't rijmen kunt met je schrijven in K. en O. Je hebt kans dat dat best meevalt; vergeet niet dat menschen als Koets en Idenburg en Brugmans tot de fatsoenlijksten behooren die ‘de Oost’ aan Europeanen oplevert;Ga naar voetnoot(* dat zij in staat zijn zeer genuanceerd te lezen wat je schrijft. En kepala-rampok-prozaGa naar voetnoot4. verwacht zelfs ik niet van je! noch jij van jezelf... Walraven's bezwaren tegen ‘jullie’ zijn niet au sérieux te nemen op ‘ons’ (jou-en-mijn) peil. Ik bedoel: daar zijn die bezwaren zelf allang uitgestorven en W. weet het drommels goed, in zijn binnenste, al zal hij 't niet toegeven. Zijn bezwaren zijn die van den oudindischgast-brombeer, erger bedoelt hij 't niet; het gaat in werkelijkheid tegen den kebon en de kokki en zijn vrouw Itih en haar familie. Op dat peil hééft hij natuurlijk ook wel gelijk; en 't mooiste is: hij hééft een vrij diepe wrok, maar hij meent het tòch niet erg. Zoodra jij er mij over schrijft breng je deze gevoelens op een soort sociologisch-philosofisch peil waar ze uiteraard niet thuishooren; een bladzij Spectator-gebrom, die heel amusant kan zijn om zijn betrekkelijke raakheid, is nu eenmaal uiteraard iets anders dan de veralgemeening vol diepere beteekenis die jij eraan geeft. Wat die controleur | |
[pagina 460]
| |
Batten betreft, die is weer specialistisch-adat-achtig, adat-kennerig bezig; die komt wéér op ander terrein. Natuurlijk kan je zoo heel best een discussie gaande houden, je kunt er zelfs serieus een ruzie van maken, maar au fond bedoelt elk van jullie 3 iets anders. Die Batten is de oudere broer van mijn vriend F. Batten, de student in de letteren die mij met De Muze van J. Comp. hielp. Dezen controleur ontmoette ik nooit; hoewel hij een groot lezer van mij schijnt te zijn. Het is ongetwijfeld aardig bedoeld van hem dat hij je schreef; dwz. hij schreef je vmdl. minder om het art., dan om met jou in contact te komen. Zijn broertje Freddy kentje uit mijn verhalen en uit sommige brieven van je, en is ontzettend goed over je te spreken, wil vriendschap met je sluiten zoodra hij in Indië komt, etc. - en daar hij een fenomenaal briefschrijver is, eenvoudig omdat hij (nog) niets anders schrijft en toch al jaren door ‘schrijversroeringen’ gekweld wordt, is er veel kans op dat de broer-controleur via hem al veel van je gehoord heeft. - Natuurlijk is jouw verdediging van den koelie en de arme desa-mensch, psychologisch, volkomen juist. Zoo'n lijst van werken die een overzicht van de europ. cultuur geven, krijg je van mij niet. Die kan iedereen je geven. Je blijft dan bij als 't ware kaarten, topografische plattegronden, meer of minder aardig - en daar komt het niet op aan, op 't proeven komt het aan. Je hebt meer kennis van Europeanen opgedaan door met mij werkelijk om te gaan, dan wanneer je van buitenaf 1 schrijver, 1 militair, 1 dokter, 1 ingenieur, enz. had zitten bekijken; met dat je-vertrouwdmaken met de europ. cultuur gaat het precies zoo. Heb je een paar handleidinkjes noodig, neem dan de kortste en meest overzichtelijke. Maar vergeet niet: je bent dan op ‘volksuniversiteitspeil’. Vraag Koets dergelijke gidsen, en ook andere boeken; hij is het best in staat je te helpen, cultureel. Koch is te veel sociologisch georiënteerd, door zijn eigen belangstelling al; hij zou je te vaak, met de beste bedoelingen, in dit opzicht verkeerd begrijpen. Lees een holl. vertaling van de Ilias en van de Odyssee (vraag aan Koets welke - mij lijkt Vosmaer beter dan Boutens, die in 't hollandsch te grieksch gebleven is!) en verder de Verdediging van Socrates (door Plato) en zoo, stap bij stap, de dingen zelf; dàt is cultuur. Je hebt heusch meer aan 10 dingen die je werkelijk zelf kent, dan aan 1000 dingen die je ‘weet’ (uit gidsen), hoewel je dààr natuurlijk ook wel wat aan hebt. Maar toch meer gemak dan wat anders; en in ieder geval, laat de twee direct samengaan. Denk niet dat je eerst die gidsen | |
[pagina 461]
| |
moet bestudeeren en daarna pas de dingen zelf gaan lezen. Bespreek dit maar met Koets; ik denk dat hij je 't zelfde zal zeggen. Nu een boodschap voor Tjitjih en Gondo. Van Querido kreeg ik het ms. terug, met zeer afwijzende opmerkingen. Ik heb het nu naar De Haan gestuurd (dat is de uitgever van Beb Vuyk) en die wil wel, maar zegt dat het een heel ‘experiment’ is. Hij durft niet veel bieden en wil dingen anders hebben. Ik ben nu daarover in corresp. met hemGa naar voetnoot5. en zal dadelijk aan Tjitjih en G. schrijven, zoodra er iets beslist moet worden. Bep werkt ook hard mee, tegenwoordig, maar schrijft hier nog wat onder. Veel hartelijks, ook aan Nining en Karim, en een hand van steeds je E.
P.S. Wij blijven hier zeker tot eind Februari. Als wij weggaan, en waarheen, hoor je 't. Houd ons op de hoogte van jouw verplaatsingen: Bandoeng of Batavia?
Lieve Tis, Voor jou ook een heele spanning: of Jit nu in Batavia of Bandoeng terecht komt. En als hij op 't Dept. is, hoe dan met jou? Laat maar gauw weer iets hooren. Wil je gelooven dat ik nu al weer af en toe heimwee heb naar dat Indië waar ik me zoo beroerd heb gevoeld? D.w.z. ik zou er zoo af en toe eens een weekje willen logeeren om vrienden te zien en dan weer terugvliegen. En ik wou dat ik Tati en Tjonnie en BollyGa naar voetnoot6. af en toe eens bij Alain op visite kon hebben... Zeg aan Nining dat ik een sloome schrijfster ben van nature, dus dat ik de aansporing noodig heb van een brief af en toe om op te antwoorden! Hoe is je gezondheid? Doe ook mijn groeten aan mevrouw Arttiah, en aanGa naar voetnoot7. Bep. |
|