Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940

3824. Aan A.F.E. van Schendel: Bergen, 28 oktober 1939

Bergen, 28 Oct. '39.

Beste Sjeu,^1.

Daarnet kreeg ik je Breitner. Ingesloten een art. in de N.R.C. (hetzelfde nr. waarin Vestdijk mijn Schandaal besprak) waarin een korte bespreking ervan.^2. Ik dank je er hartelijk voor. Jany gaf ik een ander ex., waar hij tevreden mee was aangezien hij èn zeer van Breitner houdt èn zeer van jou.

Ik ben erg benieuwd naar den tekst en ga dien vanavond lezen; voor zoover ik dien hier en daar inzag leek hij me zeer goed geschreven.

Hoe is dat boekje van Van Gelder over Matthijs Maris?^3. Goed? Dan koop ik dat ook.

We praten er nog over als ik in Amsterdam ben. Bep komt Maandag al. Ik later. Tot ziens!

Hartelijk je

Eddy

1. DP kende dr. A.F.E. (Sjeu) van Schendel (1910-1979), sinds 1933 verbonden aan het Rijksmuseum te Amsterdam, via diens vader. Mogelijke eerdere brieven zijn niet teruggevonden.

2. A. van Schendel, Breitner. Amsterdam (1939, Palet serie) werd onder de kop ‘Hollandsche en Vlaamsche schilders’ besproken door A. G[lavimans] in NRC van 25 oktober 1939 (av.).

3. H.E. van Gelder, Matthijs Maris. Amsterdam (1939, Palet serie).

[p. 282]

Groeten aan den grooten tuinder^4. en zijn lieve gade. Aan het lieve meisje Corinna evenzeer.

Is er een of ander geschrift van mij waar jij prijs op stelt, zoo zeg het wat ik u bidden mag.

4. Toespeling op Arthur van Schendel, De zeven tuinen (Amsterdam 1939) (zie ook 3817 n 3).