Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3819. Briefkaart aan G. Stuiveling: Bergen, 26 oktober 1939Bergen, 26 Oct. '39. Geachte Heer Stuiveling, Ik ben zoowat klaar met mijn Multatuliana. Op 3 Nov. a.s. moet ik in Amsterdam den heer GobéeGa naar voetnoot* ontmoeten, die mij helpen wil met het ontcijferen van één dokument dat ik zelf niet aan kan, omdat het in arabische karakters geschreven is. Ik zou u willen voorstellen om dan ook in Amst. te komen. Zou dat gaan? Zoo ja, schrijf 't mij omgaand. Ik zend u dan per keerende post mijn dokumenten op; u leest ze door (dat brengt u er middenin) en brengt het pak die 3e Nov. mee naar Amsterdam. Dan weten we waarover we praten kunnen; wat er verder gedaan moet, enz. Kunt u die Vrijdag (3 Nov.) niet, dan moeten we er iets anders op vinden, maar dat komt voor mij dan altijd weer duurder uit. (Heen en weer reizen, misschien verblijf in | |
[pagina 277]
| |
Amst. en zoo.) - Kent u dien heer Gobée? Hij is een van de perfekste menschen (Europeanen) die er ooit in Indië waren, tot op zijn ouden dag voor de ware officieelen een ‘don Quichote’. Misschien vindt u 't aardig hem ook te ontmoeten. Graag omgaand antwoord. Uw dw. EdP. |
|