Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
3730. Aan G.H. 's-Gravesande: Bandoeng, 7 juni 1939Bandoeng, 7 Juni '39. Beste Hein, Er ligt hier een brief van je van 17 Maart nog steeds onbeantwoord. Dat komt door mijn fysieke gammelheid èn mijn doorwerken, niettemin, aan het vervolg van De Muze, dat minstens 2 × zoo groot wordt. Eindelijk gaf de dokter me de kans tusschen rust nemen of een flinke inzinking. Bep heeft me nu zoover gekregen dat ik 10 dagen rust neem (een verdomd vermoeiende bezigheid!) bij een verpleegster aan den Lembangweg. En zoo vind ik tijd je te schrijven! - We zien elkaar overigens, naar ik hoop, spoedig terug, want met 1 juli hebben we ons huis nu al opgezegd en met Augustus hopen we op de boot te zitten naar Europa. Vandaar ook dat ik zoo hard werk, want ik wil met dit boek klaar zijn vóór ik van hier opsjees. De misère met Menno hoorde ik nu van verschillende kanten, en ook (van Fred Batten) hoe jij je daarbij gehouden hebt. Bravo, Hein! maar ik wist het: je bent een bovenste beste. Overigens zou ik het jammer vinden als de zaak werd bijgelegd en Menno bij de krant bleef; me dunkt, zulke dingen zijn heilzaam om je te laten zien dat je er niet bij hoort. Zou er geen blad op te richten zijn voor de lui die zich niet gelijk willen laten schakelen? desnoods als losse blaadjes, zooiets als de vroegere Post van den Nederrhijn? Het is nu in Holland een tijd geworden als de Patriottentijd, met ‘keezen’ (N.S.B.) en ‘regenten’ (reactionairen van alle richtingen) en ‘Orangisten’ (geestelijke en moreele herbewapening); - een paar Joan Derk van der Capellens worden onontbeerlijk! Hij was geboren op 2 November, krek als ikke-zelf; misschien kan ik hem wel vervangen, als Menno het niet doet! - In ieder geval, grapjes daargelaten, de tijd is rijp, lijkt me, juist nu, om iets te doen. Waarom is er niets op te vinden? Het zal mij voor het landschap spijten dit land te verlaten; maar de indische samenleving is geen gevoelentje van spijt waard, ondanks de aardige menschen die hier natuurlijk ook zijn. Men vindt niets uit: het is hier eig. precies zooals je in Holland denkt dat het is; - als je hier 3 jaar gaat wonen, ontdek je alleen dat je een paar details meer aan de theorie kunt vastknoopen. Om hier iets belangrijks mee te leven, moet je carrément van ras veranderen en onder de Indonesiërs gaan leven. Maar dat kàn je niet (tenminste niet met vrouw en kind!). | |
[pagina 202]
| |
Ja, die dr. de Haan, die door mij steeds geciteerd werd, is de schrijver van Oud-Batavia, en van de 4 dln. Priangan, die nog beter zijn. Een aardige oude zonderling, zelf zeer bekwaam, die niets goed vond wat van een ander kwam. Maar een opmerkelijke en authentieke persoonlijkheid, over wien grappige anecdoten in omloop zijn. Die vertel ik je nog weleens. Ik hoop van harte dat wat je me schrijft, van je ‘schuwheid’, zich niet voortzet. Denk eraan: in tijden juist als déze, waaraan iedereen zich min of meer paranoïa-lijder gaat voelen, moet je extra aansluiting zoeken bij de enkele menschen van qualiteit en karakter die je kent. Je hebt trouwens instinctief gevoeld dat de Van Schendels je meer goed deden dan welke zenuwarts ook. Mij gaat het net zoo. Ik ga heusch naar Europa terug zonder veel illuzies; maar de aanwezigheid van enkele ‘echte menschen’ - voor òns dan - daar, is aantrekkelijker dan het vacuum hier. Om hier als Europeaan in je element te zijn, moet je technicus zijn: ingenieur, bedrijfsleider, botanicus of zooiets. Nu, Hein, het beste, - ook met Nen. Als we in leven blijven - ik dan, want Bep is voortdurend ‘verlamd’, maar is nooit ziek, noch ziek geweest - dan zien we elkaar misschien al in September, uiterlijk October, terug. Het zal me goed doen je terug te zien, Bep ook. Ik moet wschl. den eersten tijd, misschien wel een maand of 2,3, in Den Haag zitten, om een geweldige hoop paperassen in het Rijksarchief te doorsnuffelen over de van Hogendorpen (misschien heeft Fred Batten je daarvan al verteld). Het is voor het vervolg van Schandaal in Holland, dat voor mijn gevoel maar een ‘inleiding’ is tot een figuur die mij 10 × meer inspireert: Dirk van Hogendorp. En dan komt het verhaal van die napoleontische officierenGa naar voetnoot1. daarachteraan, dat ik je eens deed bij Riche, en dat ik nog volstrekt niet ‘kwijt’ ben! Houd je ferm, in de rotgeuren van het journalistiek bedrijf, en geloof me van harte steeds je Eddy |
|