Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3642. Aan Soejitno Mangoenkoesoemo: Bandoeng, 14 februari 1939Bandoeng, 14 Febr. '39. Beste Soejitno, Gisteravond kreeg ik een briefkaart van Soeroto uit Tjilatjap dat hij mijn artikel (over ‘Indonesiërs’) met belangstelling gelezen had maar het er niet, althans niet geheel, mee eens was. Hij wil er graag in K. en O. zijn meening over zeggen, wat ik natuurlijk heb aange- | |
[pagina 95]
| |
moedigd. Mocht je van plan zijn er ook iets over te zeggen, laat je hierdoor dan vooral niet weerhouden, maar zend je ‘antwoord’ ook in. Dan plaatsen we allebeide stukken en ik antwoord weer op jullie beiden, wat nogal een aardige ‘band’ creëeren kan tusschen jou en Soeroto. Juist als jullie nogal flink verschillen!Ga naar voetnoot1. De Muze is uit. Ik liet vandaag een ex. naar je verzenden. Misschien blijft dat nog wat bij Nix hangen, maar zeer eerstdaags heb je 't toch. Ik ben erg benieuwd naar wat je ervan vindt, - niet alleen van het boek als object, als ‘indische uitgave’, maar ook van den inhoud. De Djojopoespito's en de Pringgo's voorzag ik ook. De D's waren onlangs hier; maar ik vind werkelijk mijn gepraat over kunst en literatuur overbodig. De volgende keer laat ik Soegondo vertellen over jullie (dwz. jouw) proefneming van cultuur brengen in de desa, dat is belangrijker. Vertel jij er me vooral ook alles van. weet je dat daar stof in steekt voor een zeer goede indonesische roman? Maar dan moet men ook alles zien en kennen: den djago en den kiaiGa naar voetnoot2. en alle notabelen van de kampoenggemeenschap. En de strijd met arabische citaten uit den Korân moet ook zeer levend verteld worden. Ik zou zoo'n boek verslinden, als ik 't in het hollandsch voor me had. Wat is dat voor een lang stuk van Soetan Sjahrir(?) in Poedjangga Baroe,Ga naar voetnoot3. waarin allerlei moderne schrijvers worden genoemd: Malraux en Plivier, en zelfs ‘du Perron dan Ter Braak’? Kan je me daar geen vertaling of résumé van geven? Zulke stukken zouden eig. in K. en O. moeten worden overgenomen, eventueel met een repliek van mij. Dat brengt wat wind in de stoffige winkel. Nining vertelde dat ze eens door de Djojopoespito's werd terechtgewezen omdat ze 't over Carry van Bruggen en zoo had, want ze had Faust nog niet gelezen, en dùs mocht ze niet meepraten, want de holl. literatuur was een kleinburgerlijke literatuur enz. Daar is veel waars in! Faust IS natuurlijk belangrijker dan Carry v. Br. en de holl. | |
[pagina 96]
| |
literatuur IS een burgerlijke, ietwat provinciale literatuur, vergeleken met de groote europeesche. Maar... Van Schendel en Couperus zijn groote europeesche schijvers, al schrijven ze in 't hollandsch en onvergelijkelijk grootere kunstenaars dan sovjet-auteurs als Gladkov en Ehrenburg. En dàt moet je er ook bij zeggen! - Maar waarvoor? Eigenlijk heeft men geen behoefte daaraan, en men zal ook wel gelijk hebben. Als ze Ehrenburg hier nu meer noodig hebben dan Couperus, wat ik graag direct aanneem, waarvoor dan de superioriteit van C. te prediken? Laat weer eens wat hooren. Samkalden was eergisteren hier en zei dat hij je zou opzoeken. Tot gauw. Je E. |
|