Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3524. Aan J. Greshoff: Bandoeng, 6 september 1938Bandoeng, 6 Sept. '38. Beste Jan, Terwijl jullie terug-automobielden, waren wij bezig met inhuizen. We hebben géén gemeubeld huis kunnen krijgen hier, zoodat we meubels hebben moeten huren, koopen enz. Het resultaat is niet onaardig, in 't bescheiden genre. We wonen op de grens van de stad, in een straatje à la Hilversum, maar met een groote grasvlakte op 10 pas van ons huis, een bocht van de weg die opeens doet denken aan Jany's weggetje in Bergen, met dit verschil dat hier achter de | |
[pagina 467]
| |
grasvlakte echte bergen staan. Alleen is ons uitzicht daarop verstopt door een ‘villa Tonny’, wat Bep erg naar vindt. Mijn boeken zijn uitgepakt. Je weet niet met hoeveel genot, maar niet onvermengd met angst, ik al die oude vrienden teruggezien heb. Wat lijkt wat je zelf doet dan opeens belachelijk pueriel, en vooral, wat een geknoei aan die bloemlezingen enz. Maar het is een probeersel om geld te verdienen, en als zoodanig dan weer niet onnut. Och, och, wat zal ik later gek tegen dezen tijd aankijken, als we Indië weer uit zijn. Toch - dat zegt Bep zelfs! - zal deze tijd wschl. later niet ‘verloren’ lijken. Een heeleboel maatschappelijke dingen heb ik hier wel leeren bekijken van dichterbij dan ik gewoon was. Willink heeft ruzie met Braat of met iemand anders van K. en K. Een misverstand, omdat hij, noch Hynckes, noch Koch gevraagd zijn, indertijd. Het beste lijkt me dat jij dat in orde brengt. Schrijf hem dat jij nu in de redactie zit, dat je hem vraagt om een foto van dat schilderij + mijn sonnetGa naar voetnoot1. en dat je hoopt hem, Koch en Hynckes voortaan wèl in het blad te zien; me dunkt dat alles dan per keerende post in orde is, want zuur is hij allerminst. Het verhaal van KeesGa naar voetnoot2. heb ik ontvangen en met groote geboeidheid gelezen. Het is hier en daar zelfs bepaald ontroerend, en wat mij er vooral in aantrekt, is de oprechtheid. Het is ‘literair’ genoeg, maar hij kan instaan voor wat hij schrijft, je voelt dat het echt is, ondanks alle ‘literatuur’. Alleen het journaal van Lucien bevredigt me niet heelemaal; dwz. de eerste keer wel, maar de tweede niet. Daar komt een Laura in voor, die àl te voelbaar ‘niets wordt’; het is net of dat slot het begin van, althans de overgang is naar, een ander hfdst. in het leven van Lucien. Als Kees daarmee door zou gaan, zou het best zijn; nu hangt het er wat vaag achteraan. Maar dat is de hoofdzaak niet; de hoofdzaak is, dat hij ongetwijfeld talent heeft; als hij zoo eerlijk blijft, wschl. zelfs véél talent. Wat mij erg beviel in zijn stijl is, dat hij, nu al, niet op een idiote manier kort is (‘modern’), maar soepel en natuurlijk weet te blijven in deze nieuwmodische kortheid. Voor een jongen van 17 vind ik wat hij aan stijl, aan ‘vervoermiddel’ gerealiseerd heeft, verdomd knap. De invloed van Guilloux is - vooral in de vizie op de ‘profs’ - hier en daar merkbaar, maar ook dat doet er niet toe, omdat deze ‘inhoud’ toch onmiskenbaar van Kees is. Feliciteer hem namens mij met dit uitstekend debuut. - Wat moet ik | |
[pagina 468]
| |
met de copy doen? Terugzenden? Waar wordt dit verhaal gepubliceerd? Als er geen fransch blad is dat het direct wil opnemen, zou je er een hollandsche vertaling van kunnen maken voor Werk of Gr. Ned. - ach God, Jan, zulke pleziertjes zijn misschien wel het maximum dat wij aan onze kinderen kunnen geven! Laat Kees nu maar gebruik maken van zijn gelukje op dit gebied. En vroeg genoeg komt hij natuurlijk toch in het fransch uit; en wat een geluk dan voor hem, dat hij niet gedoemd zal zijn zich uit te putten voor de provincie, zooals wij arme schrijvers in een geheime taal! Jammer dat jij zelf niets schreef. Maar je hebt gelijk, wacht liever, dan jezelf telkens weer te herhalen. Dat laatste gedicht van je, Ikaros,Ga naar voetnoot3. is werkelijk het summum van wat men als herhaling nog presteeren en bereiken kan. In tegenstelling met velen, merk ik, vind ik dit gedicht van je ‘honorabel’, maar geef mij maar Pro Domo. Mijn Mult. II - van herhalingen gesproken! - is nu op het punt gelegd te worden. Detective-verhalen-gidsje is uit; daar schreef ik je al over. Je zult mij in Mult. II, ondanks de herhalerij, méér vinden dan in De M. v. Lebak; en dat is begrijpelijk; hierin heb ik allerlei dingetjes afgereageerd op het Indië waar ik nu in zit, terwijl ik in De M.v.L. juist geen perroneske krachttoeren heb willen verrichten, om zoo compleet mogelijk Mult. te geven. Wil je dat boek dus gaan herlezen om mij, dan maak je een misrekening. Als ikjouw DiderotGa naar voetnoot4. ga lezen, hoop ik er Diderot in te vinden, en dan, op z'n best jouw verhouding tot hem (van ‘onder den grond’); als ik jou wil ontmoeten, heb ik je gedichten en al je polemieken! En ik heb zeker meer dan genoeg van me gegeven in Ducroo, Smalle Mens, Blocnotes etc. Lees dus alleen M.v.L. over, als je alles over Mult. - pro en contra M. - wil weten wat een degelijk biograaf bijeen kon brengen. Ik wou zoo'n complete en degelijke biografie van M. hebben; daar een ander die niet maakte, heeft nu E. du P. dat maar gedaan. - Maar ik ben benieuwd naar je reactie op Mult. II. Als je dat nu maar niet nòg vervelender vindt dan M.v.L., want, je bent het nu vergeten, maar je schreef mij heelemaal niet dat je het ‘geen slecht boek’ vond, maar niet om door te komen zoo stomvervelend en dat je na lezing ervan eig. nog niks van M. wist. Nu, dat vond ik gek, en dat zou ik nog gek vinden als 't boek inderdaad van Van der HumusGa naar voetnoot5. was geweest. | |
[pagina 469]
| |
Maar soedah; ik stuur je Mul. II zoodra het uit is en verwacht - dit heusch niet om nu tegenspraak uit te lokken - niets goeds van je reactie. Het boekje is zéker vervelender dan De M.v.L. - Tot zoover nu; later meer, als ik antwoord van je heb. Hartelijk je E.
Ik stuur je de copy v. Daum met bijlagen, zoodra Nieuwenhuys ermee klaar is. - Foto's volgen. |
|