Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3511. Aan H. Marsman: Rantjasoeni, 17 en 21 augustus 1938Rantjasoeni, 17 Aug. '38 Beste Henny, Sinds gisteren zitten wij hier in R. bij Adé Tissing, en als er niet een wat bemoeiallige en administreerende mama bij zat (au fond lang niet kwaad, maar ex-onderwijzeres èn al 74 èn nog heel kras) zou onze vreugde in deze kou volmaakt zijn. Hier ook zag ik eindelijk dat fameuze Marsman-nr. van G.N.,Ga naar voetnoot1. want ik kreeg het niet en Adé is op G.N. geabonneerd. Ik laat je nu maar precies weten hoe ik op de diverse stukjes gereageerd heb. Engelman, goed maar toch ook bij no means iets bizonders. Juist, maar toch ook erg wat ‘men’ er altijd van gezegd heeft. Misschien kan dat ook niet anders, E. deel uitmakende van de ijverigste ‘men’ | |
[pagina 445]
| |
die tot dusver ‘zeiden’. - Ik, daarover heb ik geen oordeel, behalve dat ik het ook niet al te best geschreven vind; niet vanwege die woordjes als ‘eilieve’ goddomij’ enz. die jij eruit zou willen en die ik juist nogal aardig vind, maar het is een beetje omslachtig en onvast betoogd. Dat komt 1o door mijn schrijverij voor 't Bat. Nwsblad, vrees ik, 2o doordat ik ziek van de warmte was en nog maar net in de kou van Sitoe Goenoeng, toen ik het ding schreef (na dagen en dagen hoofdpijn)Ga naar voetnoot2.; 3o omdat, buiten mijn schuld, de proeven ditmaal wel èrg onverschillig nagekeken zijn. Soms staat er complete charabia, die ik niet geschreven kan hebben - zooals op blz. 20, de zin die begint met: ‘Verschillende verhalen van later...’ Daar zijn blijkbaar twee zinnen aan elkaar gesoldeerd met weglating van woorden of zoo en door iemand die òf onbekwaam was om er iets goeds voor in de plaats te zetten òf het ‘wel geloofde’. Wil je Jan Greshoff deze brief doorzenden (dan hoef ik deze kwesties niet nogmaals te behandelen). Ik zou wel willen weten door wie hij tegenwoordig mijn copy laat nazien, want dit kan Menno toch niet op zijn geweten hebben. Ook schrijf ik er hier voor Jan dus bij dat ik - als ik weer eens in G.N. kom - voortaan waar eenigszins mogelijk proeven wil hebben; want één keer is zoo erg niet, maar een voortgezet jargonneeren op deze manier zou me terecht binnenkort het verwijt bezorgen dat ik beter mijn gezicht kan houden over den stijl van anderen als mijn eigen stijl zóó is. Ik heb me werkelijk geschaamd terwijl ik het las. Van de drukfouten: Penthesileia die naast een ruiker galloppeert enz. spreek ik nog niet eens. Stuiveling, - ik ben 't met Menno eens dat zijn stuk inderdaad niet onintelligent is; alleen heeft hij al zijn intelligentie aangewend om je zooveel hij kon te kleineeren. Hij heeft het over alle kritieken van je die, op een bepaalde manier bekeken, af te kammen zijn, maar een voortreffelijk stuk als over Thomas Mann bv., daar spreekt hij liever niet over. En als hij vertelt dat Gorter jou in de eene en Donker in de andere broekzak kon steken, dan heb ik lust om te antwoorden dat 's mans broek hem dan wel van de beenen zou zijn gescheurd en dat hij, in zijn bloote billen verder wandelend, dan alleen nog maar gelukkig zou moeten zijn als de een of andere Stuiveling er een S.D.A.P. op geschilderd had. Ik vind die heele adoratie van Gorter, waar jullie allemaal zoo'n beetje aan mee doen, trouwens wat lullig. Hij was een poëet als een ander, in geen enkel opzicht méér (dan | |
[pagina 446]
| |
Kloos bv.) en hij heeft groteske verzen geschreven, die het wegschoppen niet waard zijn. Zoo die burgerlijke, bedroevende regels die Binnendijk weer aanhaalt: ‘ik wou dat ik eens even u kon zijn, Kàn het knuddiger en bêter? En zoo is er een hoop; alles welbeschouwd is er misschien nog maar 1/3 van wat hij geschreven heeft leesbaar. Maar Stuiveling, al is hij intelligent, heeft een onderwijzerskant aan hem die nu eenmaal ‘Tachtig’ über alles stelt. Het stuk van Binnendijk ben ik met een zeker plezier beginnen te lezen, maar het slot is bedroevend, Casimir-achtige hollandsche dikdoenerij, de leeraar die zoveel met handleidingen over de wijsbegeerte omgaat. Enfin, zooals ik Jan al eens schreef: Binnendijk is de Tielrooy van G.N. gewordenGa naar voetnoot3.; zoo heeft G.N. op dat gebied De Stem ook niets te benijden, dus braaf zoo. Ik wou dat ik een tijdlang uit kon scheiden met al het gekritiseer dat ik doen moet, al is 't dan voor 't B.N.-publiek. Wat kan me dat tenslotte schelen, hoeveel waarde A heeft en hoe weinig B. Als ik een jaar ongestoord kon werken aan De Onzekeren zou ik gelukkig zijn. Maar ik moèt allerlei werkjes ernaast opknappen, die dat hoofdwerk belemmeren (en misschien wel zullen verpesten) om tenminste iets te verdienen, al was 't maar voor de extraatjes van Gille. Van Wessem zou ik haast vergeten. Ach, dat is wel aardig, al moet er vnl. weer uit blijken hoe'n belangrijk iemand hij wel was. De arme kan 't niet laten, hij voelt zich nu eenmaal zóó miskend. Jij bent een onstuimige held, een trompetter van Säckingen van het nederlandsch tijdschriftenbedrijf, maar voor de ware leiding moet je meer bij hem komen kijken. Ainsi soit il. Als ze bij G.N. slim waren geweest, hadden ze dit tijdschrift gesplitst in 2 afzonderlijke brochures: 1 van jou over Menno en 1 van alle artikelen over jou. Maar dan zouden de medewerkers (ik althans) hun bijdragen nog wel even mogen corrigeeren. Het zal er nu ook wel te laat voor zijn, het zetsel is wschl. vernietigd. Ik las hier, nu net, de walgelijke brochure over Jef Last door Nico Rost.Ga naar voetnoot4. Ik heb lust daarop te antwoorden met een tegenbrochure; Tegen Stalin's Koddebeiers. Zoo niet, dan zou ik hierover wel een | |
[pagina 447]
| |
groot artikel willen zetten in G.N.Ga naar voetnoot5. Als je deze brief doorzendt naar Jan, kan hij ook daarop antwoorden. Neem als adres, voorloopig: c/o Uitgeverij A.C. Nix, Landraadweg 3, Bandoeng. Bep kijkt de kranten na voor een goedkoop huis, maar we hebben nog den tijd om uit te kijken naar zooveel mogelijk ruimte voor zoo weinig mogelijk geld. Ik lees niets dan ‘sociologische’ boeken; over de nationalistische beweging in Britsch-Indië, en hier. Of me dit echt te pas zal komen? Maar als je met Indonesiërs wilt praten, moet je toch éven op de hoogte zijn. Literaire problemen vinden ze voorshands overbodige luxe. In Bandoeng zit één oude socialist, met wien wij vriendschappelijk verkeeren en die erg geschikt is en in zijn soort een hyper-intellectueel, D.M.G. KochGa naar voetnoot6. genaamd. Verder hopen wij het er rustig te hebben, en ik, te kunnen werken, beter dan in heet Batavia. Adé vertelt me hier dat hij onlangs een logé op de onderneming had die eindexamen had gedaan bij Jan en die ‘die Greshoff een reuzevent’ gevonden had, want gedurende het heele examen had hij ‘stront gehad’ met den leeraar en telkens tegen hem gezegd: ‘Mààr, menéér!...’ Waar je al niet indruk mee maken kan; maar met zoo'n jongen meevoelen kàn ik. Tot hier dan voor vandaag. Ik kan nauwelijks de pen vasthouden, - klimaatverandering of zoo? - het ding springt tusschen mijn vingers en geeft me kramp in 't muisje van mijn hand. Het is dan ook een verdomd dùre pen, Sheaffer, met omgebogen punten, ‘lifetime pen’, en alleen te bevloeien met ‘the successor to ink’, geheeten Scrip. Geen wonder eigenlijk dat 't zoo bedonderd gaat. Uit Bandoeng schrijf ik wel weer; dan valt er misschien wat nieuws te vertellen. - Hartelijke groeten aan Rien ook en van Bep, een hand van je E.
Hoe beroerd ik ook schrijf tegenwoordig, het is tenminste nog steeds leesbaar. Terwijl met jouw brieven - goeie God, wat heb ik | |
[pagina 448]
| |
een last ermee gehad om je te ontcijferen, den laatsten keer. En Bep komt er zonder mijn hulp heelemaal niet meer uit!
P.S. - 21 Aug. - Hierbij dan eindelijk mijn B.N.-praatje over je.Ga naar voetnoot7. Denk er niet te veel kwaad van! - Bep las nu ook het Marsman-nr. en vindt Stuiveling ‘infaam’; absoluut niet intelligent, enz. Hebben Menno en ik dus totaal ongelijk? Overigens, ik vergat erbij te zeggen dat ik óók aanneem den man over de heele lijn te logenstraffen. Als jouw belangrijkheid een ‘dogma’ is, die van Gorter is 't goddomij ook! Neem dus wat ik van zijn intelligentie zei niet anders op dan onder deze belichting, ‘wat ik je bidden mag’. - We knappen hier goed op. Tot nader. E. |
|