Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |||||||||||
3458. Aan J. Greshoff: Batavia, 8 mei 1938Batavia, 8 Mei 1938. Beste Jan, Daarnet kreeg ik je brief en gisteren het April-nr. van Gr. Ned. Vóór ik antwoord, eerst deze ‘zakelijke’ punten.
| |||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||
* * *
Nu Gr. Ned.Ga naar voetnoot8. Ieder keer als er een nr. komt, klopt blij ons hart. Het ziet er altijd erg gezellig uit, ook de variatie is appetissant enz. Na lezing valt het nooit mee. In dit nr. bv. zijn de 3 verzen van Jany mooi, maar het gelul van Keuls is ontzettend! Is dàt gezanik poëzie, jà? Verder weet ik niet wat ik lulliger vind, de Blocnote klein formaat van Toussaint gezegd van Boelaere of de Winter aan Zee van Campert. Of ja, ik weet 't toch wel: Campert is nòg lulliger en onnoodiger. De kroniek van Binnendijk, tja... als ik nu lezen moet dat ik zoo'n frik ben, dan krijg ik telkens weer lust je te vragen of je dàt dan zoo best vindt? Die Binnendijk is godbetert de Tielrooy van Gr. Ned., krek hetzelfde, de artistieke leeraar M.O. Maar ga er mee door, ga er mee door! ik begrijp wel dat niet alles goed kan zijn, zelfs in 't allerbeste tijdschrift. En alles bijeen blijf ik G.N. een allerbest tijdschrift vinden. Romein interessant, hoewel voor joù wschl. toch niet om | |||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||
te harden, want hij kraakt één klein bovenraampje open, na uitvoerig de eene open deur na de andere te hebben open... geschuurd: die subjectiviteit in de objectiviteit enz. Een best artikel, al staat er in 40 blzn. moeizaam en kleurloos proza wat in 10 blzn. maximum goed had kunnen zijn. Maar ik heb geen recht om zoo over dit alles te schrijven, gegeven mijn décrépite toestand en mijn tegenwoordige beroerde werk. Het is overigens natuurlijk vleiend dat je me zoo hoog aanslaat, - maar ben ik voortaan veroordeeld om standjes te krijgen als ik dingen schrijf die minder goed zijn dan 't Land v.H.? Dat is toch wel wat gek. Natuurlijk is De Man v.L. een boek op de 2e rang in mijn werk als je 't L.v.H. op de 1e zet. Maar moet je een boek zoo beoordeelen en niet naar karakter en categorie waar 't evident toe behoort? Zou je tegen Stendhal dus zeggen: ‘Stik met je leven van Rossini of van Napoleon, want het is geen Henri Brulard, stik met je flauwe chroniques italiennes die je bovendien half hebt overgeschreven, want het is geen Rouge et Noir’. En moet ik tegen jou zeggen: ‘Stik met je eeuwige gequeruleer in vijf zes bundeltjes en met je oude grapjes in De Wieken van den Molen, want het is toch niks vergeleken bij De Ceder en bij Pro Domo’. Zoo ja, dan heb je gelijk. Mijn schrijverij moet wel èrg beroerd geworden zijn als je er zoo tegenover staat. En nu is het gek dat jij dat zoo ziet, en met zooveel smart dat je ervan getuigen moèt, maar wat zijn die Menno en Henny dan óók achteruit gegaan, dat ze dat décrépite werk van me nog zóó genieten kunnen. Of doen ze dat alleen uit piëteit tegenover mij, denk je, en liegen zij er dus maar op los? Ik wil best aannemen dat je 't niet ‘expres’ deed: - inderdaad, waarom zoù je? ik zou idioot zijn als ik het in dien vorm dacht! - maar wat moet het je dan hoog gezeten hebben dat je 't zoo duidelijk in de Lubbessenkrant vertellen moest. Dat lap ik hem niet; zelfs als ik zéker was van jouw complete décadence - en dan zou je nog wel met slechter werk voor den dag moeten komen dan ik arme nu gedaan schijn te hebben, en alle Henny's en Menno's die ik tot controle van mijn eigen oordeel beschikbaar had zouden het 100% met mij eens moeten zijn - dan nog gunde ik de Lubbessen het plezier niet dat ze mij dat over jou hoorden zeggen. Je kunt dit gelooven of niet, ik weet voor mezelf dat ik zóó het verschil voel, de onherroepelijke vijandschap, tusschen hen en ons, dat ik in zoo'n geval mijn smart alleen maar onder ons luchten zou. Maar ik veronderstel nu iets heel ergs, en al voel ik mij aardig gammel hier, zóó kaduuk ben ik toch nog niet, geloof ik. Ik | |||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||
schreef bovendien De M.v.L. in Tjitjoeroeg, toen ik nog heel fit was, en ik heb het boek ‘in koorts’ geschreven, allesbehalve met halve kracht.Ga naar voetnoot9. Niemand behalve jij heeft gezegd dat het boek als verdediging onnoodig en eig. belachelijk was. De bewijzen zijn er, dat het boek werkelijk zéér veel goeds heeft gedaan, maar het stuit mij nu tegen de borst om je daar langer over te praten. Die argumenten van onnoodig en belachelijk, lagen toch wel érg voor de hand, niet? Welnu, niemand heeft ze gebruikt, behalve jij. Dàt vind ik beroerd. Maar puur om de vriendschap; niet omdat ik één seconde geloof dat je ook maar gelijk zou kunnen hebben. Ik vind het beroerd, dat een van mijn beste vrienden een boek, waarvan hij weet dat ik houd, zoo hard en onbillijk beoordeelt en met zulke argumenten. Maar zooals ik je schreef: dat Multatuli's nagedachtenis voor ons een bron van pesterij zou zijn in 1937-38 stond zeker in de sterren geschreven. Iedereen heeft me ditmaal, in hoofdzaken althans, begrepen; behalve Jan Greshoff, die niet alleen 't L.v.H. maar blijkbaar ook Uren met Coster en mijn vertaling van MalrauxGa naar voetnoot10. veel betere prestaties vond dan dit boek, want wat stond je toèn aan mijn kant! Hoe dan ook, en al zouden we de zaak nog 10 × belichten, de slotsom is steeds weer: dat je sinds mijn vertrek geen contact meer met mijn werk hebt. Is dit compleet mijn schuld en uitsluitend omdat ik veranderd ben, soit. Heusch, ik meen dit. Misschien komt het vanzelf terecht, misschien niet. Maar gegeven dat het zoo is, begrijp ik niet dat je tenminste niet meevoelt, dat het mij stuit om G.N. dingen aan te bieden die jij minderwaardig vindt, - al plaats je dan met zeker plezier misschien de kul van Keuls, Campert en Binnendijk. Wat ik je schreef over mijn artikel over Henny was volkomen gemeend: schrap gerust wat je te lang of onnoodig lijkt. Die brave Maurits Dekker is wegens beleediging van Hitler veroordeeld, zie ik; schrap dus maar wat ik tegen hèm zeg. En gerust méér nog.Ga naar voetnoot11. | |||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||
Ik hoop den volgende keer heusch over andere dingen te schrijvende kunt mij daar misschien mee helpen door de literatuur te laten rusten, althans de mijne, en me veel te schrijven over jezelf enz. Wat is er met Gille? je voorlaaste brief was op dat punt een beetje ongerust makend.Ga naar voetnoot12. Maar daarop antwoord ik dan maar eerst als ik weet wat er aan de hand is. ‘À chaque jour suffit sa peine’. De warmte hier is zoo, dat ik nu dagelijks hoofdpijn heb. Zoodra ik uit de koelte terug was, had ik het weer. Dit alles troost me over één ding: dat ik je tenminste geen rotbrieven geschreven heb terwijl jij het beroerd en ik het prettig had. Mijn leven is physiek en moreel op 't oogenblik zoo down, dat wij werkelijk zoo gauw mogelijk hieruit moeten om het niet af te pijgen (of is 't met ei?). Uit Batavia althans. Later eens beter. Nu heel veel hartelijks, heusch, van ons 2 voor jullie 2. Steeds je E.
P.S. - Die dialogen over 't detective-verhaalGa naar voetnoot13. komen binnenkort uit. Maar beste Jan, wat ben je toch een mallert om dààrnaar te vragen! 1o Geef je niets om detective-verhalen en is dit gezwam voor jou dus totaal ‘zinloos’, 2o staat dit nu binnen mijn productie op de 8e rang! Coert Binnerts, een van onze zéér geschikte kennissen hier, is gister naar Europa vertrokken en beloofde me je in Brussel te zullen opzoeken. |
|