Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3417. Aan J. Greshoff: Batavia, 26 februari 1938Batavia, 26 Febr. 1938. Beste Jan, Daarnet kreeg ik je briefkaart. Dank voor je aangekondigde K. en K. Ik kreeg trouwens net één nr. gestuurd; en je hoeft me dus niet te ‘prepareeren’. Ik vind het een heel aardig tijdschrift in z'n soort, en heel wat minder ouwehoerig, in z'n geheel beschouwd, en smakelijker om in te ‘bladeren’, dan bijv. De Groene. Je vergelijking met Eigen Haard is dus al te nederig. - In 't nr. dat ik kreegGa naar voetnoot1. was die foto van dien man die op 6 pas afstands van King George VI gemolesteerd wordt pràchtig en het commentaar van Menno uitstekend (ondanks het overdrijven,Ga naar voetnoot2. eind, met Golgotha!) Jouw stukje bij Marianne Oswald was ook maar... ik zag en hoorde M.O., en mot dat niet. Alweer een tusschen ons: het genre chanson tragique is me te dik opgelegd kan ik bewonderen in Dostojevsky, als toneel maakt 't Terwijl jij juist niet veel moet hebben, geloof ik, van D., baar diep-ontroerend vindt op 't tooneel gezegd, met de van een leelijke vrouw met groene jurk en rode pruik. meer peuple dan jij in dit geval: voor een chanson prefereer lieve leugens van Lucienne BoyerGa naar voetnoot3. (waar ik verder overigens ook geen barst om geef). | |
[pagina 296]
| |
Maar je verbaast me voortdurend, den laatsten tijd. Eerst met die geweldige bewondering voor 't Vijfde Zegel; nu - eig. pal als reflex daarvan - met je verklaring dat De M. v. Lebak zoo vreeselijk vervelend was. Eig. mot jij Multatuli ook niet (al ben je hier en daar aan hem verwant!), dit klopt ook met je alsmaar overlezen en toch niets vatten van de vileinigheid van Saks. En nu schrijf je over De M.v.L. alsof het alleen uit ‘nauwkeurige confrontaties en verificaties van feiten’ bestond: alsof het niet ging om de waardebepaling van een karakter, en van wàt voor een! en alsof 't niet vol stond van de alleraardigste bijdragen van Mult. zelf: die brief uit Menado bv. Maar soedah, ik kan mijn eigen werk niet gaan verdedigen; 't spijt me alleen dat ik je dus verveeld heb en dat het mij bij jou niet gelukt is sympathie voor Mult. te wekken, zooals zelfs Dr. Noordenbos nog vindtGa naar voetnoot4. (over 'n tijdje vindt hij dat niet meer, let op wat ik je zeg!) Ik troost me met het feit dat je de éénige bent, die dit boek zoo vervelend vindt, tot dusver; zelfs de kranten hebben om 't hardst geroepen dat het zoo ‘vurig’ was, te jong en vurig zelfs, en dat men het las ‘als een roman’. Menno, Henny, Jan v. Nijlen en nagenoeg iedereen die 't hier las (ik spreek nu natuurlijk van degenen die als lezer een opinie mogen hebben). Het kan ook zijn dat je moe was, of in bepaalde omstandigheden verkeerde, die maken dat je behoefte hebt aan wat anders dan dit. Maar dit kan ik begrijpen; hoe je echter ooit behoefte kon hebben - jij juist! - voor het Vijfde Zegel is me veel méér onverklaarbaar. Die historische ‘roman’ (novelle?) over de Van Harens is wel aardig misschien, maar laat mij tenslotte koud. Voor mij is 't een soort proloog voor De Onzekeren als geheel, en God weet of 't 2e stuk: over Dirk v. Hogendorp niet heelemaal mislukt. Zooals ik er op 't oogenblik voor sta, met dat archiefwerk, 6 uur per dag, en dan nog die stukkies voor de krant vanwege de bijverdienste, wordt goed werk een luk-raak-gooi. In ieder geval geef ik niet 1/10 om die van Haren-historie van wat ik geef om De M. v. Lebak, dat ik werkelijk met een ‘inzet van m'n heele wezen’ (zou Jany zeggen) in elkaar gezet heb. Terwijl Vestdijk toegeeft dat hij het Zegel ver achter Meneer Visser stelt: ook hierin ben jij de eenige, geloof ik, die 't tegendeel beweert, want zelfs Jan v. Nijlen schreef me in dien geest, erbij zeggend dat Meneer Visser hem menschelijk dichter stond dan Greco, | |
[pagina 297]
| |
al vond ik dat vreemd. Nu, vreemd vind ik dat allerminst! ik zeg 't hem na. Het beroerdste van alles is nu dat ik je mijn Mult.-stuk maar niet zenden zal. Ik schreef er Menno nu juist over;Ga naar voetnoot5. vnl. in den trant van: zoek een ander middel, verzin wat. Alles bijeen wordt dat stuk nl. wel 70 blzn. (specificatie in mijn brief aan Menno). En nu wàs 't eig. al ondenkbaar dat jij, die twee jaar noodig had voor E poi muori plaats hièrvoor zou kunnen maken binnen de vijf jaar... maar aangezien je dit stuk zeker 10 × zoo vervelend zult vinden als De M. v. Leb., vervalt alles. Ik gun dus 't laatste woord aan Saks in Gr. Ned. Verder vraag ik mij af wat ik in Godsnaam nog zal kunnen bijdragen, na de bloknote-reeks. Schrijven van korte stukken staat me tegen, - zeker als 't soort tijdschriftvoorschrift wordt. Dat is de manier om oppervlakkig maakwerk te krijgen, inpl. v. dingen die uit behoefte geschreven zijn. Laat ons dus zeggen dat ik dat stuk over Henny in 8 blzn. zal makenGa naar voetnoot6. en dat je in Juni - ‘definitief’ zeg je zelf - E poi muori plaatst. (Is het zetsel al dien tijd bewaard gebleven??) Multatuli is van de baan. Ook als Menno je er nog over schrijft en mijn brief doorzendt; ik schrijf je dit expres nu, opdat je je hierover geen verdere kopzorg maakt. Ik zal probeeren 't ding als brochure of boekje gedrukt te krijgen, ookGa naar voetnoot7. totaal beschrijven moet; ook als 't in Indië moet verschijnen, bij Kolff of er toch Q. eerst over moeten consulteeren, want als dit boekje zijn juisten titel Supplement op den ‘Man van Lebak’.) Ik schrijf je spoedig over andere dingen, maar ben nu al bedroefd dat ik Gr. Ned. binnenkort dus nooit meer zal zien, vanwege ontstentenis van bijdragen mijner, want je kunt nièt èlk nr. afbedelen van v.H. en W. en ik kàn geen abonnement nemen van f 20 of f 25! Soedah. Zoo voltrekken zich de scheidingen, langzaam aan. Toch even goeie vrienden. Binnenkort schrijf ik beter. Het beste voor jou! Steeds je E.
P.S. Ik schreef dit aan Menno, maar misschien vergeet hij of jij het: | |
[pagina 298]
| |
Bep vraagt om die ‘Deen in Indië’ van haar (Dr. Wøller) vooral niet in Gr. Ned. te zetten! Als je denkt dat 't stuk wel aardig is, plaats het dan in K. en K.Ga naar voetnoot8. Vind-je 't eig niets, dan maar weg, zegt Bep. Verder ‘zegt zij gaarne medewerking toe’ aan K. en K., dat spreekt vanzelf. En ik ook, àls ik wat heb. En attendant hebben ze 2 teekeningen van mij, voor dat auteursteekeningen-nummer;Ga naar voetnoot9. dus laat ze die dan maar eerst plaatsen. Ik heb, eerlijk gezegd, momenteel weinig inspiratie voor dgl. stukkies; ik vind dat de al-of-niet-erkenning van Multatuli als... totale grootheid van 1000 × meer belang is. Als Multatuli eig. - of eig. toch - een rotvent is, dan zijn Menno, jij en ik ook maar secreten, en Jan Lubbes heeft gelijk, met Maurits Dekker en Herman de Man als kampioenen voor hemGa naar voetnoot10. en Saks als leutertante. Maar met dat al, ik moet me haasten, verdomme, met dien Saks, morgen is hij net als Robbers dood! Ik vind werkelijk dat de afstand Indië-Holland fnuikend is, voor iemand wiens activiteit tenslotte toch in Holland plaatsvindt. En dit gewoeker met mijn tijd om nog wat te schrijven en te lezen buiten de uren die 't ‘kantoor’ van me eischt, is iets waar ik maar niet aan wennen kan. Ik zal moeten eindigen met een Maecenas te vinden - maar tegen dien tijd ben ik wschl. tot niets goeds meer in staat. Als je Het Sprookje van de Misdaad krijgt (waar je zoo om vroeg) zal je je er ròt mee vervelen - bedenk ik daar - want het zijn drie dialogen als die over 't detect-verhaal in De Sm. Mens,Ga naar voetnoot11. waarvan je me zei dat je er niets aan vond, of aan had, omdat je nooit detect. verhalen gelezen had en ze toch niet lezen zou. Wat heb je dan aan zoo'n boek, met 3 × zooveel van dàt stuff? Nu een prettig bericht voor jou. Mijn ‘chef’ Verhoeven las je Rebuten en vond ze aardig, maar alleen bij kleine beetjes. Een van de aardigste menschen die ik hier ken, Dr. Abraham Jansen, indoloog en controleur B.B., nam die Rebuten mee, en ik zei hem dus zooiets, om hem niet angstig te maken. Den volgenden dag belde hij speciaal op om te zeggen hoe ik zóóiets had kunnen zeggen, want dat je dit nu toch verslinden moest! Hij kwam hier en nam je volledige prozawerken mee (Currente Calamo, De Spijkers en Voetzoekers, de | |
[pagina 299]
| |
Critische Vlugschriften, alles). Vandaag, 3 dagen later, heeft hij alles al op. Nu krijgt hij je Gedichten!... Voilà. Nogmaals je E.
O ja, Ritman las je Gedichten en vond ze ‘toch wel zoo verdòmd goed’, dat hij een ex. cadeau wou doen... voor de helft v/d prijs aan een van zijn redacteuren. |
|