Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3283. Briefkaart aan G.O. Tissing: Tjitjoeroeg, 18 september 1937Tjitj., Zaterdag. Beste Adé, Dank voor Bruce Lockhart. Mag ik 't een tijdje houden? Als je 't lezen wilt, vraag het dan terug (als ik 't dan nog niet gezonden heb). Ik ga Dinsdag a.s. voor een dag of drie naar Tjilatjap, 5 dagen uit en thuis: logeeren bij mijn hervonden ‘oom’ George du P. aldaar. Verder zijn we van zins om van hier op te breken, hetzij naar Garoet, hetzij naar Sindanglaja, in 't pension, de laatste maanden voor ik naar Bat. moet. Als het doorgaat, meld ik je adresverandering en stuur ik je een mooie postkaart met het effigie van Karel Frederik HolleGa naar voetnoot1. of zoo. Ik hoop nog behoorlijk wat te kunnen afpennen voor ik mijn krachten geef aan het notariswerk dat ik in het vooruitzicht heb, al is het dan onder patronage van Clio. - Ik hoop dat je 't goed maakt. Hier komen voor ± 15 October, zal je wel niet, maar wie weet kom je ons eens opzoeken in Garoet? Wat zouden we dàt prettig vinden! Wat een rotsmoel heeft die Lockhart, als je zoo'n fiezelemie hebt, doe je toch beter met niet je portret in je boek te zetten. Enfin, hij denkt er allicht anders over. - Ik heb hier mijn hart weer opgehaald aan 't gedaas over de lui, ‘die er Duitschland toch maar bovenop gekregen hadden (dat is alles wat telt)’ en van ‘dat Engeland nu bang was dat de Duitschers peperneuten bij hun zouden strooien’ (hupsche stalknechtenterminologie voor gifgas). | |
[pagina 127]
| |
Laat weer eens wat hooren bij gelegenheid. Hartelijke groeten ook van Bep en een hand van steeds je E.
Ik schrijf met een rotpen, die 't verdomt te doen wat mijn hand wil. |
|