Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3260. Aan G.M.G. Douwes Dekker: Tjitjoeroeg, 22 augustus 1937Tjitjoeroeg, Zondagavond. Waarde Heer Douwes Dekker, Gelijk hiermee zend ik u het ms., als bestelgoed. Ik ben doodop, heb in deze 2 dagen het heele pak nagezien, en nog heel wat veranderd. Tant pis als Q. niet tevreden is, dan moet ik er maar wat voor betalen! Hij heeft overigens zijn zin, ik heb ook wat geschrapt: herhalingen, sommige scheldpartijen die me ondoeltreffend leken. Sommige dingen ‘tegen’ Multatuli (als men 't zoo noemen kan) verzacht. Mijn vrouw vindt dat het vaak pijnlijk is omdat ik telkens weer zeg: ‘maar het was toch een held’. Inderdaad, je moet toch ook niet te veel voor de kaffers redeneeren. Dat mist zijn doel ook! Ik ben benieuwd naar uw notities en wacht daar nu op. Wat krioelde 't van de drukfouten! Dat moet niet prettig voor u zijn. Ook Saks heb ik er nog in te pakken gehad. Ik denk dat het toch heel aardig zal zijn, ook voor u, om er iets in op te zoeken (document of anecdote) of er wat in te bladeren als het boek schoon en goed nagezien bij u komt. Als u 't ooit met het ms. komt te vergelijken, zult u zien dat er nog belangrijke verschillen zijn. Hierbij nog 2 blaadjes die ik dubbel had en die dus misschien bij u ontbreken. Gelukkig zijn ze van het eind. Tot hoorens. Hartelijke groeten, ook van huis tot huis, gaarne uw EduP.
Ik stuur binnenkort aan uw broer - ik heb maar één ex. - Gr. Ned. met mijn stuk erin over ‘Multatuli's naleven’ (vnl. over Dr. Pée, met één fragment uit het boek dat u nu leest) en met Multatuli's brieven aan J. v.d. Hoeven,Ga naar voetnoot1. vnl. over Indië. Van eenig belang, maar toch niet erg. Ik vind dit nogal een onbevredigende zaak! | |
[pagina 85]
| |
P.S. Ik houd uw Corresp. van Mult. nog wat aan, omdat ik nog niet klaar ben met mijn ruzie met G. Ned. Ik denk nog steeds dat ik binnenkort een groot stuk zal schrijven tegen Saks enz.,Ga naar voetnoot2. wschl. als het boek van Saks uitkomt. Hier, in 't mijne, heb ik het niet half zoo goed gedaan als 't zou kunnen; dat ging niet om de plaatsruimte en niet om de proporties onderling. |
|