Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3255. Aan A. Roland Holst: Tjitjoeroeg, 12 augustus 1937Tjitjoeroeg, 12 Augustus '37. Beste Jany, Alvorens ik 't vergeet: zou je niet wat speciaal luchtpostpapier koopen om me te schrijven? Dan kost het je minder dan de helft aan porto. Of ben je zoo'n richard, in deze crisis-geslagen waereld? Verder: ik ben hier zoo bekend tegenwoordig, met een post die zoowat even omvangrijk is als die van alle verdere inwoners bijeen, dat je geen fam. Crone of TjaringinGa naar voetnoot1. meer hoeft te vermelden. E. du P., Tjitjoeroeg (Java) is genoeg. En nu: je weet niet hoe blij wij waren met je aardige brief. Al dagen achtereen dacht ik sterk aan je, sprak ik met Bep over je, en onze diepste gedachte was: dat we eig. zoo graag een heelen tijd in Bergen zouden willen wonen, ‘in Jany's buurt’. Van hier gezien krijgt Holland - juist Holland - weer erg veel aantrekkingskracht. Wat zou ik 't heerlijk vinden om rustig in Bergen in een huisje, niet te dicht bij de begane paden waar ‘artiesten’ en soortgelijk tuig op wandelen, een heelen tijd te werken; alleen met jou soms een kop | |
[pagina 76]
| |
koffie te gaan drinken in De Rustende Jager of dat andere ding,Ga naar voetnoot2. liefst door niemand opgeschrikt dan, als het moet, den heer Bastert.Ga naar voetnoot3. Als ik van hieruit aan Europa terugdenk, is dàt wat ik het meest ambieer. Informeer eens, voor de aardigheid, wat een gemeubeld huisje, groot genoeg voor ons drieën, in Bergen per maand kost. Misschien doèn we 't nog eens, als we naar Europa teruggaan. Vergeet dit niet! Ik zou moeten hebben: een zitkamer, 2 slaapkamers (nl. 1 voor Alijn) en een werkkamer (waar ik me zoonoodig van ‘bezoek’ vrijwaren kan). Hier wonen we, hoewel 't eenzaam is en 's avonds somber in dit krakend huis, waar je absoluut nooit weet waar de geluiden vandaan komen, erg prettig; vooral 's morgens en 's middags - koffie-en thee-uur - in den tuin zijn heerlijk. Maar echt vrij zijn we niet. Die oudjes zijn tenslotte braaf, maar vinden ons toch raar, zien ons toch wel ‘kritisch’, en ieder bezoek bij hen stemt òns wel erg naargeestig. Als we hier heelemaal alleen zaten, dan was 't een soortement paradijs. Met alle vervelingen natuurlijk van 't paradijs. Maar lang zal ook deze pret niet meer duren, want met Jan. 1938 hèb ik dan een baan: niet die op 't Dep. v. Justitie, maar als ± ‘hulparchivaris’ op het Landsarchief te Batavia. Ik ben als zoodanig - maar de juiste titel is daggelder! - aangenomen door den Landsarchivaris, zekeren Dr. Verhoeven, die in vriendelijkheid, halve-nulligheid en dikdoenerigheid zonder dat je er kwaad om hoeft te worden, heel veel weg heeft van onzen vriend Sander Stols. (Ik geloof wel dat hij iets meer weet dan Stols.) Hij schijnt vroeger onuitstaanbaar te zijn geweest, maar sinds zijn vrouw hem op de meest notore manier cocu heeft gemaakt, ‘menschelijker’ geworden. Dit zijn zoo de praatjes van Batavia, dat tegelijk mondain en provinciaal is, aan ambtenaren-upper-tens doet en goed is voor ronzebonsmuziek; waar men je aan den eenen kant met ongelooflijk klaroengeschal naar een derderangs-vent zendt alsof je Galilei en Napoleon tegelijk ging zien (de realiteit brengt het meestal niet tot Barnum)Ga naar voetnoot4. en waar, aan den anderen kant, de conversatie bestaat uit series constateeringen van superieur-pessimistisch karakter, van den eenen nul die den andere gewogen en te licht bevonden heeft. Misschien blijkt Verhoeven-mijn-a.s.-‘chef’ dus nog heel wat meer waard dan de lul die | |
[pagina 77]
| |
over hem kwaadspreken, of die hem te licht bevonden. Ik geloof niet dat ik ruzie met hem krijgen zal. Ik hoop geen initiatief te nemen inzake de hoogere notaris-kunst van het Archiefwerk, en precies te doen wat hij mij opdraagt, zonder ooit de Eer in den weg te zitten die hij mocht nastreven in dit vak. Je ziet, van meer deemoed zou ik geen bewijs kunnen geven, gesteld dat ik een doorgewinterd christen was. Verder heeft Batavia, behalve een rotklimaat, wel een paar aardige plekjes en verzetjes. Er is maar één groote maar: hoe Bep dit verdragen zal. Het klimaat in de eerste plaats. Hier in Tjitjoeroeg ging het nog al. Toch is ze eenige weken lang ontzettend slap geweest: klaagde doorloopend dat ze niet alleen moe was maar overal pijn had, zich als geradbraakt voelde kortom, dat ze tot niets in staat was, enz. Nu gaat het weer iets beter. Maar Batavia is onvergelijkelijk afmattender dan hier, en tot dusver is Bep welgeteld nooit langer dan 4 dagen achtereen in Bat. geweest. Als we daar dus moeten gaan wonen!... Mijn traktement zal vooreerst flink laag zijn: ± fl. 165 's maands. Ik behoud het recht om weg te blijven (een dag of zoo) als ik wil, ik word dan alleen maar niet betaald. Werkuren zijn van half 8 tot half 2, maar denk daar niet tè licht over: geen enkele branche werkt 's middags na 4 uur uiterlijk, geloof ik. Toch is het te doen, lijkt me: ik reken erg op een koud stortbad om 4 uur, om na de thee den tijd voor mezelf te hebben. Misschien kom ik dan inderdaad tot rustiger en meer doorgezet werk dan nu en in Parijs, minder versnipperd. Maar we zullen dan toch wel strenge maatregelen moeten nemen, als we daar wonen, vanwege de vele kennissen die we daar nu al hebben. Alijntje maakt het best, en Bep vraagt me je vooral dit mopje te vertellen, omdat ze jou aanziet voor een van degenen die het ècht apprecieeren kunnen. In Bandoeng had Alijntje een gekleurde reproductie gezien van het Joodsche BruidjeGa naar voetnoot5. en was dat al gaan herkennen; hij noemde het ‘Bluitje’. Nu hangt daar hier ook een reproductie van, maar ongekleurd. Hij komt ervoor te staan en, tot Bep's stralende trots, hij wijst haar erop en zegt: bluitje! Maar hij zou nog veel mooier doen. Naast die reproductie hing een andere, van de Danaë van St. Petersburg,Ga naar voetnoot6. je weet wel: Saskia of zoo in bed, een | |
[pagina 78]
| |
echte hollandsche zus met rond buikje, nogal weelderige vormen en een arm uitgestoken naar de gouden regen (?). Alijntje bekijkt dit plaatje ook, en vat het dan samen voor Bep in ook maar één woord: ‘Handje!’ Dat is alles wat hij van die weelderige juffrouw heeft willen herkennen dus. (Of moet het ‘erkennen’ zijn, zooals de Vlamingen ook nooit weten?) Ik schrijf op 't oogenblik voor het Bataviaasch Nieuwsblad (de eenige fatsoenlijke krant hier zoowat) over wat boeken. Het betaalt fl. 10. per kolom, vanwege m'n beroemdheid (!), andere medewerkers krijgen f 7; en ofschoon 't dus nog niet veel is, veroorlooft het me misschien om aan mijn schoonzuster de extra-tjes van Gille terug te betalen. Eenmaal in Batavia zal ik verder zien. Voor fl 165 's maands blijven werken is, vooral voor indische verhoudingen, natuurlijk onmogelijk. Batavia is duur. Maar eenmaal daar en ‘er in’, ga ik misschien plotseling ergens anders over. En tenslotte, het meeste hangt af van Bep. Merken wij dat ze er na 1 jaar, maximum 2 jaar, niet aarden kan, dan gaan we terug naar Europa, en moeten dààr dan maar armoe lijden of zoo. Als Europa tegen dien tijd dan nog bestaat. Het kan ook zijn dat de heksenketel van den a.s. Chineesch Japansche oorlogGa naar voetnoot7. dézen kant uit barst en dat wij van den aardbodem verdelgd zijn, terwijl Europa opnieuw alles in den Volkenbond afkletst. Of we gaan allemaal... Ik denk er nu maar heelemaal niet meer aan, nu we niet (als in Parijs) voortdurend met politiek bestormd worden. Anders zou ik heelemààl niets meer doen. Ik denk voor 't Bat. Nwsbl. over de laatste bundels van Jacques en Jan Engelman te schrijvenGa naar voetnoot8.; daar is het nog niet te laat voor. Soms lezen Bep en ik 's avonds hier verzen. Dat herinnert me dan wel erg aan Europa, en vooral aan Gistoux, waar ik door Jan de ‘contemporaine nederlandsche poëzie’ eig. ontdekte. En het detoneert hier nog het minst met de sfeer en het landschap. Voor Stendhal moet je hier in jezelf kruipen. De protestantsche orgelmuziek van Geerten Gossaert klinkt hier heel mooi, soms. Verder genoten we onlangs van Het Verlangen. Jij komt ook aan de beurt. Intusschen, ik las onlangs een paar jongere maleische schrijvers (en dichters) Slau's Dsjengis voor en ze vonden het prachtig, ‘indrukwekkend’ zeiden ze. Jou | |
[pagina 79]
| |
kennen ze ook; verder je tante, Kloos, Boutens een beetje, wat kaf en koren van de Nieuwe Gids. Ik zou je heel uitvoerig over deze jongens kunnen schrijven, over wat ze hebben en niet hebben, hun positie (die véél aardigs heeft, want ze stààn aan de spits van een soort renaissance, ze zijn zelf een soort nieuwegidsers tegenover de traditionalisten door wie ze uitgekafferd worden), maar het zou me te ver voeren; ik praat nu liever over wat anders. Bovendien, als ik in Batavia woon, zal ik die jongens ook beter leeren kennen. Ik heb niet zoo èrg veel illuzies over ze, maar ze zijn heel sympathiek en ik wil ze helpen zooveel ik kan. Wat ik nu ken zijn 2 Sumatranen (waarvan éen op Timor geboren!) en 1 Batakker, een kleine magere ex-menscheneter, heelemaal verintellectualiseerd met een bril.Ga naar voetnoot9. Stuur ons vooral dadelijk je Winter aan Zee. We zijn er erg benieuwd naar. Ook daarover hoop ik te schrijven in het Bat. Nwsbl.,Ga naar voetnoot10. voor het bevattingsvermogen van de lezers daarvan, en verder uitvoerig aan jezelf in menschelijker taal. Heusch, Jany, wat zou het verrukkelijk zijn, een jaar in je buurt te kunnen wonen! Als ik aan Europa denk en voor mezelf naga waar ik zou willen wonen, gesteld dat ik geld genoeg daarvoor had, dan zou ik zeggen: Lugano, en daarna: Bergen, mits jij er niet vandaan ging. Den Haag trekt me maar zeer matig aan, in Parijs zou ik graag af en toe komen, maar nooit meer me willen vestigen, geloof ik. Of toch wel, maar dan in een anderen tijd. Brussel is een nachtmerrie voor me, en de eenige plek die daar voor mij alle prettige herinneringen vertegenwoordigde, de zitkamer van de Greshoffs, hebben ze op een voor mij griezelige manier ‘hervormd’, misschien objectief gezien ook wel ‘verbeterd’. Als we ooit, voor de goedkoopte bv., in Brussel moesten wonen, zou ik het alleen willen doen in Tervueren bv., een buurt die ik zoogoed als niet ken, en daar dan ook maar weinig uit komen. Ukkel, dat ‘men’ zoo aardig vindt, is voor mij één kloof van mistroostigheid. En het ellendigste oord van alles is voor mij, geloof ik, Amsterdam. Gistoux is eigenlijk voorgoed wèg, nietwaar? Ik kan me niet voorstellen, tenminste, dat ik daar nog met eenig plezier weer eens zou willen loopen, - tenzij misschien over 20 jaar. Hier heb ik alle plaatsen die ik wou terugzien, nu wel gehad, - op de Zandbaai na.Ga naar voetnoot11. | |
[pagina 80]
| |
Het is erg moeilijk daar te komen, maar ik zàl er geweest zijn vóór ik naar Europa terugga. Dààr ben ik nu precies 25 jaar geleden voor het laatst geweest; Adé Tissing is er eens heengegaan (door stroomen en struikgewas heen) en zei dat alle dorpelingen, op 2 of 3 na, die op het eiland woonden aan malaria zijn doodgegaan. Maar er schijnt nog één visscher te wonen uit de ploeg bataviasche visschers die mijn vader daar heeft overgebracht, een zekere Kahim die een van mijn beste vrienden was toen ik 10 was. Benieuwd of hij mij gelooft als ik daar kom en hem zeg dat ik ‘sinjo Toetoet’ van toen ben. - Mijn zwarte jeugdvriendinnetje Flora (in werkelijkheid Dora) uit 't L.v.H. heb ik hier gehad.Ga naar voetnoot12. Bijna was dit ‘gehad’ in iederen zin te lezen geweest, want ze zond haar man weg, een slappe Indo met groote knevels dien ik nu ook maar ‘Wim’ noem, en begon me toen allerlei bekentenissen te doen, van dat zij eig. al die jaren het geld had bijverdiend dat hij als klerk tekort kwam, door met zijn chefs en zoo naar bed te gaan. Bep was toen in Bandoeng voor die examen-commissie. Hoewel tactvol gaf ze me daarop te kennen dat ik haar als kamergenoot niet onwelkom was: ze was altijd zoo bang alleen, zei ze, en ik was toch als een broer voor haar, maar daar kwamen hints bij van dat het bij haar zoo veilig was aangezien ze niet meer menstrueerde en filosofische overwegingen van ‘welke man is nou niet stout als zijn vrouw er niet is’. Voor het experiment zou ik er wel wat voor gevoeld hebben, zoo'n halve incest door 25 jaar heen terug! - maar de ontrouw aan Bep gaat me nu eenmaal niet af. Dus heb ik maar een heeleboel gemeene verhalen teruggedaan en haar toch maar op 't hart gedrukt dat ze ook alleen niet bang hoefde te zijn. De goede ‘Wim’ heet niet op de hoogte te zijn, maar heeft haar in werkelijkheid, ondanks de 11 kinderen die hij bij haar gemaakt heeft, natuurlijk en douce gepooierd. (Het leven van een arme klerk met 11 kinderen, en dan nog Indo, m'nir!...) - Wij hebben hier in den tuin een boom die heelamaal lila is, als een soort lila pruik, van de overwoekering door een klimplant met bloemetjes van die kleur. Bep zegt nu al ik weet niet hoe lang dat ik je zulke dingen schrijven moet. Die boom is nu al maanden achtereen precies zoo en een soort pronkstuk bij 't tafeltje waar we theedrinken. Verder blauwe hortensia's bij hoopen. En slanke rubberboompjes (kleine) overal om ons heen. Voilà. Later over allerlei anders. Schrijf me geregeld, al is 't niet vaak ach- | |
[pagina 81]
| |
ter elkaar. Maak dat vers van 1½ blzij over die vrouw af, dat ik mij heel goed herinner (je las 't me in Gistoux voor) en dat zeer mooi was.Ga naar voetnoot13. Veel hartelijks, ook van Bep, steeds je E.
P.S. - Heb ik je verteld dat Gedong Lami (Menu) nu ingenomen is door een heele hollandsche burgerfamilie van kleermakers die vnl. uniformen voor het Ned. Indische leger levert? Toen wij pas aankwamen, zijn we er geweest. Alles was stoffig en vuil en in onze bad-kamer had de Algemeene Ontvanger zich opgehouden achter een loket dat nog van hem gewaagde ('t huis was gemeentehuis geweest). Maar de rivierkant was vrijwel onveranderd; alleen was van de palla-tuin meer dan ⅞ gekapt. En in den tuin kon je geen stap doen of je trapte een slak kapot. Nu, niet lang geleden, ben ik er weer eens heengegaan, en kijk, alles was opgefleurd en bewoond, en in iedere lange zaal stonden rijen naaimachines. De burgerjongen die ons rondleidde was er echt trotsch op. Ik gaf hem mijn kaartje, dat hem niets zei, maar ik had hem nu eenmaal verteld dat ik in dat huis geboren was, - want met welk recht zou ik 't anders hebben willen zien? Hij dankte er beleefd voor en zei dat, als ik weer eens terugkwam, er een kop koffie voor me zou zijn. Toch wel aardig, niet, voor iemand zonder wie het indische leger naakt zou gaan? - Als ik ooit mijn verdere relaties, d.w.z. hervatte relaties, met Dora vertel, draag ik dat hfdst. aan Cola Debrot op, dien je hartelijk van me groeten moet. On fait ce qu'on peut, avec sa soeur la négresse!Ga naar voetnoot14. |
|