Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
3228. Aan G.H. 's-Gravesande: Tjitjoeroeg, 15 juli 1937Tjitjoeroeg, 15 Juli 1937. Beste Hein, Excuseer dit papier; het is van het soort dat crisis-vagebonden thuis komen aanbieden en daar het in principe voor inlanders en Chineezen is, verklaart dat de lijntjes. (Ken je het kwatrijntje van Jany als Gids-redacteur, op een inzending geschreven: ‘Hij, wiens verzen ik hier lees,/Op papier met lijntjes,/Moge een dichter zijn, ik vrees/Dat het maar een kleintje is.’) Bovendien zal ik je niet zóóveel prettigs te vertellen hebben, en onprettigs ook al niet. Alles gaat matig. Als alles goed gaat - manier van spreken - heb ik met Jan. '38 zelfs een matige baan, en wel als ‘daggelder’ op het Landarchief, voor zooiets als f 165 's maands, als ik niet spijbel. Bep went heel slecht aan de warmte hier, en hoe het zal gaan als wij in Batavia moeten wonen, is dan weer een nieuw probleem. Tot Jan. of althans tot Dec. a.s. blijven we hier in Tjitjoeroeg, al was 't alleen maar omdat we hier gratis logies hebben. Overdag is 't soms goed warm, maar meestal heel dragelijk, 's morgens en 's middags na 5 uur is 't in onze tuin hier gewoon zalig; overigens is het nogal eenzaam en 's avonds een beetje luguber. (Krakend oud huis, spinnen en kakkerlakken, die voor Bep een nooit-verzwakte terreur zijn, enz.) En er zijn slangen in den tuin, en schorpioenen, wat het moederhart een constante vrees geeft voor Alijntje. Ik werk, zonder tot veel resultaten te komen, - dat Mult. - boek dan uitgezonderd, dat vnl. een oude schuld was, aan Mult. afgedaan. Wel heb ik het gevoel dat ik voortdurend leer. Eig. voel ik me als een schooljongen die zijn les vroeger slecht - of te veel op eigen manier - geleerd heeft en nu ‘reëel’ over moet beginnen. Met - dat - al heb ik je nog steeds niet bedankt voor je bundel, waar je me groot plezier mee hebt gedaan. Het is lastig, bij werk van een vriend precies te zeggen wat je ervan vindt, want ik hield natuurlijk al van het boekje vóór ik het las - het is bovendien ook zoo aantrekkelijk uitgegeven! - en anderzijds ga je, aan jezelf twijfelend, het ‘objectief’ misschien weer te laag aanslaan, als je er als een vreemde over moet schrijven. Het resultaat vind je in bijgaand knipsel uit het Bat. Nwsbl.,Ga naar voetnoot1. voor welke krant ik tegenwoordig af en toe een stukje | |
[pagina 27]
| |
mag schrijven. Ik geloof toch vrij zuiver hierin weergegeven te hebben hoe je bundel mij aandoet, los van de subjectieve redenen die ik hebben mag om ervan te houden. Zou je mij - als Menno het nog niet deed - een ex. willen sturen van Het Vad., waarin Menno's bespreking van Beb Vuyk voorkomt?Ga naar voetnoot2. Bij voorbaat dank. Ziedaar, voor heden. Beste Hein, ik heb sommige dagen een gruwel van schrijven, dat zich tot in mijn schrift verraadt; neem deze brief werkelijk voor lief zooals hij is, want op het oogenblik ben ik zeker al 10 dagen incapabel tot een behoorlijken brief - zulks voor een groot deel na een alleronaangenaamste corresp. met Jan en Menno waaruit alle ‘begrijpen’ steeds meer zoek raakte. En Indië inspireert me maar zoozoo; d.w.z. alleen in bepaalde omstandigheden. Het beste, in Holland; wees blij dat je hier niet bent, je zou hier niet aarden. Hartelijke groeten ook van Bep en aan Nen, steeds je E. |
|