Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3213. Aan J. van Nijlen: Tjitjoeroeg, 15 juni 1937Tjitjoeroeg, 15 Juni 1937. Beste Jan, Dank voor je brief, waarvan een deel mij spijt - het sombere paleis waar je naar toe moet - en waarvan het andere deel - brief aan den koning Paulus - Bep en mij ontzettend geamuseerd heeft. Wat dan onze reis betreft, ja, die is nu alweer achter den rug. Hij heeft veel | |
[pagina 482]
| |
geld gekost (zij is het, geloof ik), en de eenige manier om daar wat van terug te verdienen: stukjes ervan maken voor de krant, is ons onmogelijk gemaakt door een populariteitsvlaag op Het Vaderland, waardoor Menno niets meer voor ons doen kan, want hijzelf wordt gepest en alles is opeens ‘te moeilijk’ of ‘hoort in een tijdschrift thuis’. Wij zullen onze aanteekeningen en herinneringen dan maar wegleggen, voorloopig, voor dat ‘boek over Indië’ dat vroeger of later nog uit mijn - of onze gemeenschappelijke - pen komt. Bep is op 't oogenblik, en nu al 14 dagen, van mij weg en in Bandoeng, waar ze toezicht houdt als gecommitteerde op de H.B.S.-eindexamens. Nog een week, dan zijn we ‘hereenigd’. Ik heb dezen tijd niet verloren en ben, vooral na die prettige berichten van Menno, in Batavia weer zeer mobiel geweest in het solliciteeren en kennismaken, met het gevolg dat het er nu wel serieus naar uitziet dat ik spoedig (of relatief spoedig) een ‘vaste baan’ zal krijgen. Er zijn 2 goede kansen: bibliothekaris op het Departement van Justitie (dan zijn we bijna collega's, want ook ik ben dan zooiets als ‘bureeloverste’!) - en dat zou vermoedelijk al voor 1 Augustus a.s. zijn - of hulparchivaris op het Landsarchief en dat zou zijn ‘per’ 1 Januari 1938. Met den landsarchivaris heb ik gezellig kennisgemaakt,Ga naar voetnoot* d.w.Z. dat de avond gepasseerd werd in een chineesch restaurant in Glodok (de Chineesche wijk van Batavia en 's avonds alleraardigst van belichting, drukte en zoo) en daarna ‘aan’ den dansvloer van het Hôtel des Indes, waar Batavia's z.g. chic, le Tout-Batavia, zeer behoorlijk ronddart, overigens met dezelfde ònfatsoenlijke resultaten van deze duw-en-draaibewegingen achterafGa naar voetnoot** want Batavia is zeer zondig en wemelt tegenwoordig zelfs van de pederasten. Bali was mooi, inderdaad nog wel een beetje een ‘paradijs’; maar zendelingen en toeristen, hoewel met elkaar rivaliseerend, zijn druk bezig het te verpesten. De Bahnees is bepaald sympathiek: vrijmoedig en eerlijk, zonder het nu 3 eeuwen gekweekte wantrouwen van den Javaan. Het land zelf is volstrekt niet mooier dan Java, maar er is een eigen leven, wat een geweldig verschil maakt. En nu, je kunt me gelooven of niet, Jan, maar als jij hier was en jij zou in mijn plaats die reis gemaakt kunnen hebben, dan had ik je dat met liefde afge- | |
[pagina 483]
| |
staan. Voor Bep is het natuurlijk in vele opzichten een openbaring geweest; zij klaagt vaak over Indië, maar zegt er bijna altijd bij dat zij het toch niet had willen missen. In een andere envelop zal ik je binnenkort wat briefkaarten sturen. Heele mooie vind je zelden. Ik heb er al een paar van den Plantentuin, maar een werkelijk goed idee geven ze niet (en het zijn nog de beste). Bep zou in Bandoeng ook nog voor je zoeken. Het zal me een opluchting zijn als ik werkelijk die ‘baan’ heb - met de daaraan verbonden ‘vaste inkomsten’. Dit gevoel van maatschappelijk een mislukking te zijn en van Bep uit te vreten, zal dan van mij afvallen. En ik geloof dat, tenzij het bataviasche klimaat àl te afmattend zou zijn, ik voor den avond dan ook weer genoeg innerlijke rust zal vinden om echt voor mezelf te werken. Verder biedt Batavia natuurlijk toch meer stof, dan dit lieve maar wat doode Tjitjoeroeg. Alleen, het klimaat hier is voor Indië goddelijk; men komt hier zelfs van tering genezen. Nu moet me nog iets van het hart, waarover ik Jan bij herhaling en met klimmend misnoegen heb geschreven. Hoe komen jullie erbij om dat misselijke stuk van Saks over Multatuli - pietluttig, stom en vileyn. Droogstoppel = Jan Lubbes waardig, ondanks de hypokriete ‘objectieve toon’ - in Gr. Ned. op te nemen? Behalve dat het gewoon een opgewarmd artikel is dat in 1927 al in hetzelfde Gr. Ned. heeft gestaan (zoodat jullie je zelfs als redacteur ermee belachelijk maken) is 't toch duidelijk dat dit een infame en leuterachtige kleineerpartij van Multatuli is. En hoe bewonderenswaardig in ieder opzicht Multatuli was, je moet misschien in Indië zitten om dat te beseffen. Hoe langer ik hier zit, hoe meer èn het karakter èn de ressources van dezen man me ontstellend voorkomen. Ook Bep, die niet zóó'n Multatuli-vriend is als ik. Dat hij zijn gebreken had, en steeds meer kreeg, in zijn wrijving met het vee dat zijn heele bestaan verpest heeft, ja; maar de heele vizie van Saks is ignobel en zijn argumenten zijn die van Piet Lut vermomd als Sherlock Holmes. Een Sherlock Holmes die overigens, na er zich godbetert tien jaar mee bezig te hebben gehouden! nog steeds niet erin geslaagd is om het belangrijkste dokument te ontdekken, misschien (althans psychologisch), van deze heele ontslag-affaire: een onverzonden brief van Multatuli aan den G.G., in Lebak zelf nog geschreven, 5 dagen na zijn ontslag. (Hij is daar nog een 14 dagen nagebleven.) De ‘superieure gedokumenteerdheid’ van dezen Saks, zooals Van Vriesland zegt, is dus ook al kul. De man is goed voor één ding: om alle stommere Jan | |
[pagina 484]
| |
Lubbessen aan argumenten en schijn-dito tegen Multatuli te helpen. En daar moeten wij nu goddôme aan meewerken! Ik schreef Jan dat ik er verontwaardigd over ben;Ga naar voetnoot1. en ik zie nog steeds geen beter woord; ik geloof niet dat ik in mijn heele literaire bestaan één ding heb meegemaakt dat pijnlijker voor mij was dan dit, uit ons ‘eigen kamp’ komend! Jullie wisten toch allemaal dat ik mij hier, in Indië zelf zat uit te sloven om die Lebak-zaak te belichten, dat ik o.a. naar Lebak ben gegaan (wat Saks niet deed), dat ik overal in boeken en papieren gesnuffeld heb om alles eindelijk goed te begrijpen. Dat geen van jullie aan mij gedacht heeft, in dit geval, bv. om mij te ‘consulteeren’; dat jullie die Saks hebben opgenomen zonder er mij zelfs iets van te zeggen (dit slaat vnl. op Jan, die toch waarachtig wel weten kon wat ik van de Multatuli-arbeid van dien Saks dacht, want ik heb het eindelooze gelul in Gr. Ned. van 1927 gelezen!), dat is mij werkelijk bitter tegengevallen. Ik voel deze heele historie als een verraad aan Multatuli, en er is geen vriend dien ik minder zou willen verraden. Er is tuig genoeg in Nederland en Nederlandsch-Indië, om op de donderende superioriteit van dezen man (van geest, van hart, van karakter) af te geven. Iedere rot-Hollander is daartoe geboren, en Saks is een rot-Hollander die de pen een beetje kan voeren, verder niets. De kritiek van dezen Jan Lubbes op Multatuli is 1o onjuist en quasi-scherpzinnig (ik zal aantoonen hoè lullig, au fond), maar vóór alles en boven alles grondig antipathiek en ongepast. Hij schijnt, in zijn heele analyse van Multatuli's karakter, bv. nooit te hebben begrepen dat Mult. een geniaal kunstenaar, een geboren schrijver was! Hij meet zijn ambtenaarskwaliteiten na, alsof het ieder ander Indisch ambtenaar gold. Maar zelfs zóo is het nog treurig, wat hij ervan terechtbrengt. Hij heeft het heele ‘probleem’ zoo slecht gesteld, dat alles, zijn oplossing dus ook, grondig is vervalscht. Maar dat is minder; wat mij zoo hindert, is dat jullie G.N. opengesteld hebben voor deze mentaliteit; zooals ik Jan schreef: zouden jullie een systematische kleineerpartij van Stendhal, naar de maatstaven bv. van Clément Vautel, maar geredigeerd door bv. Thérive,Ga naar voetnoot2. ook zoo rustig hebben opgenomen? Onder welk voorwendsel? Dat de schrijver 70 was, en dus gaga genoeg om een van de weinige superieure figuren die wij bezitten eindeloos te bekwijlen? Dat argument lijkt me zwak. | |
[pagina 485]
| |
Of hebben jullie dat quasi-scherpzinnige gezeever werkelijk een ‘goed stuk’ gevonden? Dat begrijp ik dan niet! Enfin, ik heb Jan gevraagd te mogen antwoorden - zoo spoedig mogelijk. Ik doe dit ook, heusch, voor ‘de eer van Gr. Ned.’ Stel ieder ander stuk uit (mijn artikel over Julius Pée bv.) tot ik mijn rekening vereffend heb met Jan Lubbes Saks. En laat niemand mij schrijven dat zijn stuk toch zoo erg niet was, want het is gewoon walgelijk. (In dit Multatulijaar dubbel.) Je ziet, ik ben hard bezig zelfs dezen brief ermee te bederven. Maar je weet niet hoe het opnemen van dat stuk door Gr. Ned. mijn dagen hier bedorven heeft. Bep, die nogal kalm is in die dingen, en Mr. Samkalden van de Algemeene Secretarie, die verrùkt is van Gr. Ned., en verder absoluut geen ‘multatuliaan’, maar die als indisch ambtenaar al mijn argumenten tegen Saks heeft onderschreven (o.a. over dat in den steek laten van den Javaan, dat Van Vriesland zoo prachtig en juist vindt!) hebben ook hun stomme verbazing erover te kennen gegeven. Samkalden heeft mij het 1e stuk zelfs gesignaleerd, want ik heb Gr. Ned. van April niet ontvangen. Nog steeds niet. Nu scheid ik ermee uit, want het papier stapelt zich op en ofschoon de luchtpost sinds gisteren goedkooper is geworden, wordt het nu toch tijd met het porto rekening te houden. Ik hoop je spoedig beter te schrijven, ook over je verzenGa naar voetnoot3. die ik dus ook nog steeds niet las.Ga naar voetnoot* Wat je zegt van dat alleen-maar literaire leven ben ik natuurlijk geheel met je eens. Nu, Jan, veel hartelijks, en tot nader. Je Eddy P.S. - Ik zal Jan spoedig melden wat tenslotte besloten is: landsarchief of bibliotheek Justitie. Ik beide gevallen word ik - als de arme Multatuli - indisch ambtenaar. Ik kreeg daarnet een brief van Jan, met geen woord over Saks, wacht dus op een volgende. Als je hem ziet, vertel hem dan een en ander, ook wat ik schreef over Bali. Hij denkt dat het misschien een tegenvaller was. Heelemaal niet! als ik vrij kon blijven, zou ik er een jaar willen wonen - hoewel zoover mogelijk af van de Bali-kenners en specialiteiten in Bali gevoeligheden. Nu moèt ik spoedig naar Batavia. |
|