Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 426]
| ||||||||||||||||
3168. Aan G.M.G. Douwes Dekker: Tjitjoeroeg, 20 april 1937Tjitjoeroeg, Waarde Heer Douwes Dekker, Dank voor uw langen brief. Ik las met aandacht uw supposities en vragen. Inderdaad, het ware zal niet op te lossen zijn. Misschien maakte M. wel 2 copieën (eigenhandig) van dien brief, of althans van sommige blzn. ervanGa naar voetnoot*. Uw vraag: hoe komt het dat op het gefotografeerde dokument (Ie blzij) staat: ‘niet meer of minder’, en op het dokument v/h Mult. museum nu weer: ‘niet meer, ik bedoel vooral niet minder’? heb ik mij ook al gesteld. Ik heb Ter Braak erover geschreven.Ga naar voetnoot1. Het kan zijn dat de woorden ‘ik bedoel vooral’ er later met potlood op zijn gezet en dat de foto dit potloodschrift niet heeft opgenomen. Het kan ook zijn dat er inderdaad van twee concepten sprake is, waarvan het museum er maar één bezit. Maar hoe dan ook, je moet roeien met de riemen die je hebt. - Een tegenvraag: welke zijn die idiote fouten die ook op het museum-stuk voorkomen? Bent u daar zeker van, of zijn die inderdaad zoo erg? Dit is van meer belang. Volgens uw berekening ontbreken aan het ms. in het museum niet 3 maar ± 6, bijna 7 blzn. Mij wel, maar dan bezit het museum 15 blzn., en ik rekende: 8. Dus (ik berekende dit op mijn afschrift):
Het kan natuurlijk ½ of zelfs heele blzij schelen. De beste manier van zeggen is: dat aan het museum-stuk ± ⅓ ontbreekt, vergeleken met uw afschrift. Als u nog eens een z.g. diplomatisch afschrift van het ‘maganghandschrift’Ga naar voetnoot2. maakt (voor het museum of u zelf), wilt u mij dat dan ook nog even opzenden? Ik weet nl. nog steeds niet of op uw afschrift (vertaling), het eenige waar ik naar werkte, de punctuatie v/h magang-hs. behouden is of gewijzigd. En de nieuwe alinea's, enz. | ||||||||||||||||
[pagina 427]
| ||||||||||||||||
Veel kwam dat er toen ook niet op aan, waar men toch te maken had met een defectueuse tekst, waarvan uw vertaling een complete verbetering was. Nu interesseert het mij meer, nu ik het andere stuk zag. Overigens: de 2 stukken spreken elkaar toch werkelijk niet tegen, voor teksten als deze - d.w.z. ‘brouillons’ - zijn de verschillen miniem. Er spreekt geen andere geest uit het eene stuk of het andere; voor het psychologiese begrip van Multatuli, dat stuk op dat moment schrijvend (voor mij de hoofdzaak), is het bepaald verkwikkelijk dat ze elkaar zóó goed aanvullen en steunen. Wat u zegt over de vereering tot het uiterste van M. is mij uit het hart gegrepen. Ook ik voel niets voor vergoelijkende praatjes.Ga naar voetnoot3. Toch is er een botte manier om M. te verdedigen; bv. om er een vlekkeloze brave Hendrik van te maken, die hij zelf niet alleen verfoeid zou hebben, maar die hij met nadruk gezegd heeft niet te zijn (o.a. in een zeer opmerkelijken brief aan Mimi).Ga naar voetnoot4. Ik schreef hierover zeer onlangs nog een langen brief aan uw broerGa naar voetnoot5. en doe het dus niet nog eens, maar vraagt u dien brief even, als het u interesseert (en als u tijd hebt). Mijn ms. van 220 folio blzn. - nu naar Q., met wien ik nog steeds half en half ruzie heb - is u toegezegd. Over het portret schrijf ik u, zoodra ik er zelf iets van hoor. (Ik wacht met spanning.) Wij zijn zeker 26 Mei op Bandoeng, want mijn vrouw moet daar zijn voor een examen-commissie. Ook 1 Mei zijn wij daar, maar zal ik dan tijd hebben u op te zoeken (we hebben 't dan wel erg druk). Ik hoop het. Anders: ± 26 Mei op Bdg. en 30 Mei hier. Het beste met uw arbeid. Heel veel hartelijke groeten van uw dw. EduP. |
|