Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |
het geweten’ lijkt. Die trom zegt volgens Eddy en mij nu al ik weet niet hoe lang: ‘Waarom wordt er niet aan de Willinks geschreven?’ De correspondentie van hier gaat tot nog toe erg met horten en stooten; het klimaat geeft je een flinke knauw eerst, waar we pas langzamerhand overheenkomen. Niet dat het zoo erg warm is (ik zat gisteravond terwijl het goot buiten met een wollen shawl om te rillen), maar je voelt je bloedeloos en uitgemergeld. Eigenlijk moet je dan ook aanhoudend kalk eten, maar daarvoor moet je dan ook weer zoo braaf zijn en het niet vergeten. En verder is Eddy sinds een paar weken tot over zijn ooren in een boek over Multatuli, dat hij is gaan schrijven nadat hij een artikel over dezelven, die 50 jaar dood is, af had. Hij heeft schrijfkramp en tik-kramp, maar voelt er zich opgewekt bij. Zoodadelijk zal hij deze brief overnemen. We hooren uit een briefkaart van Cola dat de tentoonstellingGa naar voetnoot1. zoo goed verloopen is, en ik vraag nu maar: wanneer de reis naar Indië? We zitten hier werkelijk alleraardigst, in een bamboehuis met een groote tuin, en uitzicht op een berg en een rubberboschje, maar zoo af en toe een bevriend bezoek, zooals toen in Amersfoort, missen we toch wel. Af en toe gaan we een dag naar Batavia, een echte hollandsche, een beetje protserige en dure provinciestad in het moderne gedeelte, maar heel gezellig in de Chineezenwijk. Daar werkt E. dan ook in de bibliotheek waar nogal een geschikt soort lieden heerscht. We stellen ons veel voor van een reis naar Bali die we hopen te kunnen maken, als ik Alain tenminste maar ergens kan laten logeeren waar ik me niet ongerust over hem maak. Hij kan best tegen het klimaat, en wordt erg komiek; vooral met praten. Als jullie naar Indië komen (ze hebben hier nog geen schilders teveel!) moet je in Penang onderweg de Aer Item Tempel gaan zien, een boeddhistische tempel waar een schilderij hangt van de Chineesche donateurs, sommigen in kimono, sommigen in Europ.-pakjes, dat Carel zou verrukken. Het heele schilderij is vol hoofden, buiken en handen, en de knoopen van hun europeesche jasjes zijn gouden tientjes. Schrijf ons gauw terug; we zijn erg verlangend naar nieuws van jullie. Bep (Bep's brief niet gelezen - door de haast - misschien is alles wel dubbel!) | |
[pagina 354]
| |
Beste menschen, Ik ben een varken, dat ik jullie nog niet eerder schreef, dat weet ik wel. Maar ik doe het nù dan ook in de vreugde des harten, want van Cola kwam vandaag net een briefkaart dat de tentoonstelling een financieel succes is geweest. Bravo! De deugd wordt dus goddank nog altijd beloond; als je de menschen maar mooie dingen wilt voorzetten, - niet van die gemeene, leelijke, die je met je vrinden afgesproken hebt mooi te noemen. Ik hier pen in dezen tijd 10 à 12 uur per dag (ongelogen!) en sedert ± 3 weken. Ter Braak is nl. zoo onvoorzichtig geweest mij voor Het Vad. naar Lebak te zenden voor een art. over Multatuli (voor 19 Febr.)Ga naar voetnoot2. en sindsdien heeft mijn oude liefde me weer te pakken: ik verslond bergen literatuur van en over M., en ben nu bezig een compilatiewerk samen te stellen over zijn leven tot hij schrijver werd. Als het uitgegeven wordt zal je het lezen en, wil ik hopen, genieten; er staat eig. niets van mij in, het is niets dan Multatuli en anti-Multatuli. Als je hier in Indië terug bent, krijgt die man de beteekenis van een halfgod voor je; hoe heeft iemand zich zóó kunnen vormen, hier tusschen kilo's en kilo's domheid en nog heel wat meer laagheid? Ik schrijf je over het wel en wee van Indië in een lateren brief, dien ik je plechtig beloof. Ik schrijf op het oogenblik niets buiten de ‘taak’ - vandaag, met dit, één brief, aan Gille, die weg moest omdat hij jarig is. Heel veel hartelijks ‘op voorhand’ van jullie E. Carel, heb je geen trek om hier te komen, met je geld, en bv. op Bali te wonen? Je zou hier misschien rijk worden. Dit zonder grap. |