Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3112. Aan G.O. Tissing: Tjitjoeroeg 1 februari 1937Tjitjoeroeg, 1 Febr.'37. Beste Dé, Inderdaad is gisteren hier iets zoo ellendigs gebeurd, dat ik er totaal beroerd van ben.Ga naar voetnoot1. Ik schrijf er liever niet over, later mondeling weleens. Met de Crone's heeft het gelukkig niets te maken, met Erna ook niet. Maar zoowel Bep als ik zijn eigenlijk allebei zoo'n beetje kapot. Ik hoop dat er binnenkort ‘iets op gevonden wordt’. Hoe het zij, hartelijk dank voor je brief; en inderdaad, er is niemand op wien ik in zoo'n geval zoozeer rekenen zou - d.w.z. met zooveel zielerust rekenen zou - dan op jou. Ik ga niet naar de trouwerij, ben er te vernederd en beroerd voor. | |
[pagina 352]
| |
Het spijt mij erg voor Erna, die altijd zoo lief is; maar ik kan niet, evenmin als een kapotte automaat. De ‘mannelijke deugden van zelfbeheersing’ schijnen bij mij even afwezig te zijn als bij Multatuli.Ga naar voetnoot2. Misschien kom ik over een tijdje wat bij je logeeren, alleen dan. Maar plannen maken durf ik niet. Tot zoover voor heden. Hartelijk je E. |
|