Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
3101. Aan J. Greshoff: Tjitjoeroeg 6, 8 en 11 januari 1937Tjitjoeroeg, 6 Januari 1937 Beste Jan, Hierbij, d.w.z. tegelijk hiermee maar per gewone post zend ik je 3 foto's van mij - gemaakt door den fotograaf van ‘Actueel Wereldnieuws’: één voor Menno, één voor Henny, één voor jou. ‘Het Edje’ in Indië! - Ik kreeg De Rijke Man en las het meteen uit. Nou, ik moet tot mijn spijt zeggen dat ik meer bij Atie, Henny en Gino sta dan bij Menno en jou. Wat Menno allemaal vertelt van de tragedie is heel mooi, maar Gino's opmerking dat dit de Merona is van deze periode is mij toch meer uit het hart gegrepen. Ik bewonder als altijd de schrijfwijze van Arthur, en vind sommige stukken, en zelfs een enkel hoofdstuk (het laatste bijv.) heel mooi, maar een werkelijk contact met dien meneer Kompaan heb ik toch niet kunnen krijgen. Hij is me een beetje tè machtig van edelheid; en het is toch wel een beetje erg den Eerste-Prijs-onder-de-Aartslullen-die-te-Goed-zijn-voor-deze-Wereld. Van de bijfiguren zie ik er geen een, - terwijl dat in Een Holl. Drama juist zoo sterk was, - alleen tante Agathe (een heel klein beetje) en (wat meer, het meeste nog) Maartje. Maar de zoons, en al die bedeelde armelui, geen spatje. Het kan zijn dat mijn geestesoog nog niet wijs genoeg is. Kompaan zie ik heel goed, maar dat is misschien juist het ongeluk, want vanaf dat hij zijn baard liet staan zag ik hem onweerstaanbaar met het gezicht van Gerard van Eckeren; zelf dat adertje op zijn neus moet hij hebben gehad, en zeker de manier van loopen. Ik weet niet hoe ik ‘ermee aan moet’ bij Arthur. Ik kan niet zeggen dat ik het boek niet ‘mooi’ zou vinden, of niet ‘knap’; het is alleen maar van die superieure verveling met hier en daat wat pittiger stijlkrenten, waar Arthur het geheim van heeft, als deze goedheidsdemon hem krijgt te pakken. Overigens pen ik zelf nu iederen dag. Ik heb een hfdst. klaar (12 folio blzn.) over ‘Waarom ik naar Indië ben gegaan’ - zoo heet het niet, maar zoo zou het kunnen heeten. Ik weet nog niet wat ik ermee doe; misschien wordt het een soort inleiding voor mijn boek over Indië, misschien ook houd ik het apart.Ga naar voetnoot1. Net zoo twijfelachtig is het stuk dat ik nu afdoe en waarin ik alle aanteekeningen gedurende de | |
[pagina 336]
| |
zeereis verwerkt heb. Het is ongehoord kwaadaardig één litanie van vijandschap tusschen... laat ons zeggen de ‘intellectueel’ en ‘gewone menschen’. Maar dan ook zoo volgehouden als ikzelf nog nooit bij iemand las; het is een dag-aan-dag-kroniek geworden van ‘sous l'oeil des barbares’Ga naar voetnoot3. - niet de ‘nabetrachting bij Singapore’ die ik er eerst van wou maken. Dit hfst. wordt veel langer (± 25 blzn.), maar ik vraag me af of het wel te publiceeren is. Als de brave lieden met wie ik reisde het lezen, springen ze uit hun vel. Misschien is het iets voor over 25 jaren! - Misschien is het ook beter om het boek over Java meteen met Java in te zetten. Maar ik moèt dit alles eerst verwerken, anders heb ik zelf het gevoel dat ik er niet aan toe ben. Ik geloof overigens dat een lezing van dit stuk jou, Henny, Menno en zoo zéér zou amuseeren! Het is eig. zoo vileyn als Arthur nobel is. Maar ik heb toch ergens de zekerheid dat wat mij in die lieden ergerde een laagheid was, grooter dan ik ooit in het veld zou kunnen brengen. Ik kreeg een brief van Chiaro die me veel genoegen deed. Hij heeft ruzie gekregen met de sovjet-controleurs, dat rapalje dat voor geen N.S.B. onderdoet, en zit nu weer ‘treurig en zonder uitkomst’ als intellectueel in Parigi. Maar zijn zuiverheid van oordeel is tenminste niet aangetast. - Verder geen nieuws, dan dat ieder dubbeltje omkeeren omdat we op 't oogenblik nog maar fl. 65. hebben. (Er is naar Holland geschreven om meer.) En de inlanders tamtammen van vroeg tot laat omdat Juliana zich morgen met die moffrikaansche bêteling in vleeschelijke gemeenschap gaat begeven. Het commentaar van de pers hier op de ruzietjes over hakenkruisvlag, enz. is beneden alles.Ga naar voetnoot4. Het beste! Een poot van je E. | |
II8 Januari We hebben gisteren dan de fuif gehad, goddank zonder er veel van te merken hier, maar daardoor was het postkantoortje dicht, zoodat | |
[pagina 337]
| |
dit er nu bij kan. Vanmorgen kwam je brief, die waarin je van het bezoek aan Maastricht vertelt. Arme Sander. - Ik heb gisteren den heelen dag doorgepend aan mijn reisnotities die, ondanks alle schrappen, serreeren, enz., veel ‘rijker’ blijken te zijn dan ik dacht, zoodat ze niet 25 blzn. zullen worden, vrees ik, maar minstens 35. En vanmorgen ben ik zoowaar begonnen aan een novelle in verzen, d.w.z. aan een gedicht in beelden, paragrafen, etc., dat de draai neemt van een novelle. Het worden, als het mij lukt, 53 losse stukjes, sommige (de langste) van 16 regels (4 kwatrijnen), de kortste van 4 (één kwatrijn). Als het goed wordt stuur ik het je voor Ursa Minor.Ga naar voetnoot5. Tusschen haakjes: kan je mij van deze collectie niet een present-ex. bezorgen? Ik ben zelf zeer benieuwd wat er van dat gedicht wordt; bedenk dat ik in geen jàren een versregel heb geschreven (kon of wou schrijven) en dat ik vanmorgen met betrekkelijk weinig moeite opeens 11 kwatrijnen schreef. Het lijkt wel Henny! Maar God weet hoe rot het nog wordt. Als het gedrukt wordt, ben ik absoluut gesteld op een aparte blzij voor ieder stukje, ook voor de losstaande kwatrijnen, zoodat het een boekje wordt van ± 60 blzn. Ik las na De Rijke Man de 2 boeken van Coolen (Dorp aan de Rivier en Drie Gebroeders), d.w.z. ben er nu mee bezig. Maar het verschil is dan wel opvallend; bij Arthur loop je op brons, hier in de klei. Toch vind ik die Coolen heel leesbaar, hoewel zonder het minste belang. Menno vergelijkt hem met Gösta Berling,Ga naar voetnoot6. wat voor dat boek zeer beleedigend is, al begrijp ik wel waarom. - Ik heb over de Rijke Man ook nog nagedacht en de nasmaak (de beteekenis) van het boek is zeker beter dan de lezing zelf; het slot (de 3 laatste hfdstn.) is absoluut poignant, en als Arthur zelf deze zelfde schildering van verval niet al eens beter heeft gedaan (bij Brouwer, bij de Waterman, bij Gerbrand v. Holl. Drama is het eig. precies hetzelfde), dan zou ik het misschien nog prachtig vinden. Nu komt mij voor dat het boek er alles bij gewonnen zou hebben als het de helft korter was geweest - dat voortdurende gegeef had wel wat gevarieerd mogen worden! - of nog beter, dat het een meesterstukje had moeten worden onder de verhalen van de ‘Domme Jongen’! | |
[pagina 338]
| |
Het is hier in Indië een rare beweging. Mijn neef Ben Crone, wat ruw maar heel geschikt, werkelijk een type, flink, aardig, is nu fel N.S.B.-er geworden; ik vroeg hem mij uit te leggen waarom en hij zei: ‘Ach! door dat geknoei van al die bonzen hier!’ Deze ‘bonzen’ zijn, merk je dan, de groote thee-beheerders Geo Wehry, enz., kortom, voor de planters kleine Deterdingen. Deze moeten nu geremd en ontmaskerd worden, precies als de Jood Mannheimer daarginds door kampioen Mussert.Ga naar voetnoot7. Het grappige is dat al de kleinere planters zich nu per N.S.B. samenscharen tegen deze machtsmisbruikers, zonder te vatten (of te willen vatten) dat zij precies dezelfde ‘bonzen’ zijn voor de kleine luyden. Maar als je dat zegt, krijg je tot antwoord: ‘Natuurlijk, maar ik ben nooit communist geweest.’ Chacun pour soi, en voor zijn eigen standje; maar tenslotte, de proletariërs óók, dus het is dezelfde logica! - Het beroerde voor mij is dat ik, zonder iets voor ze te voelen, ook precies even weinig voel voor de communisten, of voor de lui die naar Japan kijken, dat ik de lakeientroep, de botte parvenuïgheid, de geborneerde intolerantie van schobbers à la Ehrenburg ook niet aan mijn lijf wil, onder geen enkele lok-endrog-reden! Maar waar ‘blijf’ je dan? Het is een rotpositie, die me ook hier soms een halve nacht kan wakkerhouden. Gelukkig dat ik nu in beslag genomen ben door de Muzen van roddel- en vaerskunst! Ik houd je op de hoogte van de wedren tusschen reisjournaal (‘scheepsjournael’) en novelle-in-rijm. Nogmaals het beste, voor Henny, jou en iedereen! Vooral ook aan J.v. Nijlen! Je E. Las je het aarst-lullige stukkie van Jacques over Larbaud's ‘dilettantisme’?Ga naar voetnoot8. 1o wat is daartegen? 2o als Larbaud een dilettant is - zeker vergeleken bij Dickens! - wat is Jacques met zijn 3 bundeltjes dan vergeleken bij de Genestet en Emanuel Hiel! J.v.N. zou zeggen: en Julius Vuylsteke!Ga naar voetnoot9. Je moest toch ergens op dat dilettantengekritikaster antwoorden. Quel con. Enfin, ik zie hem goddank niet meer. Wat | |
[pagina 339]
| |
ik vooral misselijk vind is de nationalistische toon van zijn wansmaak. III. - Gelijk hiermee ook nog een bespr. van Coolen. Ik heb er expres op gewacht om dit te verzenden. Het is nu 11 Januari. |
|