Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3005. Aan H. MarsmanGa naar voetnoot1.: Parijs, 21 juli 1936Parijs, Dinsdag. Beste Henny, Die solide basis is voor mij heelemaal geen onzin; het is nl. een gevoel dat ik zelf erg sterk heb. Je hebt de oorzaak daarvan zelf heel goed aangegeven in je stuk over Henriëtte R.H.Ga naar voetnoot2.: veel bij elkaar, maar met veel zwakke gedeelten, geeft precies niet een ‘maximale-indruk’. Als je dus alles eruit gooit wat niet goed is en dàn overziet wat je gemaakt hebt, heb je een steviger gevoel, terwijl je nu allicht denkt: ‘wat is het allemaal nòg?’ en (onderbewust) ontmoedigd bent door de indruk van versnippering. (Ik denk soms dat ik mij heel wat vrijer en zekerder zou voelen als ik alleen Ducroo geschreven had, inplaats van al die Duco-Perkensstukken erbij.) Kortom, met de drie deelen waar we het over hebben, is de kans dat je denkt: ‘Dat is nu alles’, heel wat geringer dan met je werk zooals je het nu (onderbewust) overziet. That is all. Daarbij komt dat ik inderdaad erg graag al je goede werk bijeen zou zien.Ga naar voetnoot* Stylistisch valt er niet veel aan te verbeteren; alleen de toon kan hier en daar worden gewijzigd. | |
[pagina 258]
| |
Wat je over je dood zegt, neem ik nooit erg au sérieux, daarom dat ik die brieven van Rudolf SnellenGa naar voetnoot3. maar rustig op hun plaats laat, waar ze heel goed zijn, en waar ze alleen vandaan kunnen (met goed fatsoen!) als je dood bent. Maar 1o ben ik van plan eerder dood te gaan en 2o reken ik op een leven voor jou dat in ieder geval lang genoeg zal zijn om nog heel wat te schrijven, zoodat tegen het uur van je dood het heele beeld van je literatuur veranderd zal zijn. Die uitgave bij je dood is een grapje, terwijl mijn werkplan ernst is, en, in het soort dat je zelf nastreefde toen je dacht iets te zullen leeren van een dissertatie, 10 × nuttiger en instructiever. Dit is het dissertatiewerk dat je jezelf moet opleggen. Inderdaad, de bundel verhalend proza zal verreweg de lastigste zijn. Maar ook degene waar je verreweg het meeste van leeren zult, en waarvan je de leering het meeste noodig hebt. M.a.w. deze bundel staat het meest in je tegenwoordige belangstelling en zou voor jou als ‘werkman’ het grootste plezier moeten opleveren. Doe het eens ernstig, en je zult zien dat als je de resultaten ziet, het werkelijk een plezier is, iets erg bevredigends. Denk ook aan wat ik je zei van het geheel te zien als één groot muziekprogramma. Met jouw soort proza is deze troef veel grooter, dan met proza als van Menno of van mij. (Ik formuleer op het oogenblik allerberoerdst, maar ik ben suf van slecht slapen.) Kort Geding met mijn krabbels heb je nu wschl. al. Het briefje van Vic is totaal klets, omdat het geen oogenblik mijn bedoeling is geweest om een ‘kritiek’ over Dekker te schrijven. Het ging om een notitie van 6 regels naar aanleiding van kul-opmerkingen van Dekker over ‘bloed’ en ‘hersens’. Maar soit; ik heb die notitie nu uitgewerkt,Ga naar voetnoot* ten behoeve van lieden als die redacteuren van de V.B.; niet dat het nu een kritiek is, maar ik heb mijn standpunt tegenover de heele ‘figuur’ van Dekker nader bepaald. Als die heeren de beteekenis van zoo'n notitie beter begrepen hadden, was deze ridicule schoolmeesterij onnoodig geweest. Die ‘verantwoordelijkheid van de redactie’ is overigens teekenend: je bent of je bent niet in Holland. | |
[pagina 259]
| |
Nu iets van veel practischer aard. Wij gaan hoogstwaarschl. 11 Aug. van hier naar Holland. Ik logeer dan eerst een dag of vier met Gille bij Menno (Bep en Alain gaan bij Bob); daarna, tegen 16 Aug. trekken we in een soort pension bij of in Amersfoort: We blijven daar dan tot ± 1 Sept.; zoodat we hopen jullie te zien. Komt dit uit met jullie eigen plannen? Schrijf even hierover; dat keuren van geschriften kan ook beter in Holland gebeuren. Als het plan gewijzigd wordt, hoor je het bijtijds; anders spreken we nader af Veel hartelijks onder ons vier - je E. | |
IINadat ik dit geschreven had, kwam Malraux hier. Hij was heel aardig, had als altijd grappige anecdoten - o.a. over Gide in MoskouGa naar voetnoot5. - maar inderdaad, ik merk iedere keer dat ik intens genoeg heb van al dit gepraat. Ik zou me op willen sluiten en werken; of denken over dingen die toch niet zoomaar te bepraten zijn, al is het dan in soepele dialectiek. Bovendien begin ik steeds meer te merken hoe lomp deze dialectiek zich vergissen kan, en hoe ook Malraux, puur om altijd wat ‘tegen’ te zeggen, de grootste onzin uit kan slaan, with a knowing air. Een onbekende die erg boeiend praat verbergt nog altijd een bekende die voor 50% lult om de leegte te vullen, dat is zoo ongeveer mijn grootste parijsche ondervinding van den laatsten tijd. Je Lamp van D., die ik nu weer herneem, doet me sterk voelen wat de jeugd is in de literatuur. Alles wat je van elkaar denkt, waar je elkaar voor verslijt, wat je van elkaar verwacht (en dat je dus daarom al voor aanwezig aanziet); het is erg dwaas en erg charmant. Als je dan later blijkt de beloftes gehouden te hebben, is dat ook wel erg prettig. Die vriendschap tusschen Menno en mij, toen wij Forum oprichtten, was zékerder dan die tusschen jou, Kelk, Binnendijk en Houwink bv. bij het begin van de V. Bl. Maar bij jullie was een element ‘droom’, hartelijkheid in de illuzie, dat bij Menno en mij al niet meer zóó zuiver was. Deze sfeer van jeugd is heel sterk in je eerste bundels, veel sterker en vooral veel aardiger in wat het zijn moet, als | |
[pagina 260]
| |
bij mij bv., waar het onbenul zich vaak verbergt in grommerigheid (wat jij de fret noemde). Jij bent tenminste stijgerend als een jong krijgsros! Ik merk daar dat mijn ex. van Kort Geding op hollandsch is en met een opdracht van je; ik wil het dus liever niet verknoeien; maar wil jij mij een gewoon ex. laten zenden door Stols? (Adres: Gr. Looiersstraat 28, Maastricht). Nogmaals gegroet. |
|