Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2986. Aan H. MarsmanGa naar voetnoot1.: Parijs,Ga naar voetnoot2. 7 juli 1936Parijs, Dinsdag. Beste Henny, Daar is je brief dan! Bep heeft haar stuk over Huxley klaar, maar had het gisteren nog niet verzonden; of ze het vandaag gedaan heeft weet ik niet. Ze is erg geschrokken toen ik haar onthuld heb dat ze voor haar stuk over Spender fl. 4.50 had ontvangen, en heeft uitgeroepen dat Huxley dan ook haar laatste bespreking voor de Groene zou zijn!Ga naar voetnoot3. En of ze jou zeggen mocht dat ze het eigenlijk wel een heel | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
erg rotblad vindt. Ik heb gezegd dat ik dacht van wel. Ikzelf werk aan dit blad mee om jou en Vestdijk, op zichzelf vind ik het iedere keer weer een even erbarmelijk prul, en wat die ± fl. 5 per maand betreft die ik eraan verdien... enfin, ik kan alles gebruiken (met het oog op Simone). Toch zou ik wel graag hooren of die fl. 7. per kolom heelemaal fantazie van me zijn geweest. Hierbij een brief van Constant. Zeer de moeite waard, om alinea 1, waarin je een imbeciele censuur ziet toegepast door Van Vriesland-Stroman. Ik heb Constant gevraagd deze heeren eraan te herinneren dat mijn meening de hunne niet is en dat niemand in Holland eraan denken zal die meeningen door elkaar te halen. Maar het feit is prachtig: omdat Vic vindt dat Dekker twee goede romans geschreven heeft, mag ik niet vinden dat hij meer zogeheeten ‘bloed’ dan hersens heeft. Ik zou Vic persoonlijk hierover schrijven als ik nog goed met hem was; nu basta. Ik aanvaard als ‘bon prince’ deze ‘veto’-kolder en zal mijn stukje zoo gauw mogelijk in Gr. Ned. zetten: voor Dekker, als die ‘gespaard’ moet worden, is het daar 2 × zoo onaangenaam, en de heeren Vriesland-Stroman zijn dan niet ‘geblameerd’. - Een van de dingen die een voordeel zijn in Indië is, dat als je met zulke censoren te doen hebt, je ook te doen hebt met uitgesproken patsers. Tweede alinea is treffend voor Constant's angst om het minste over zich te laten gaan. Ik schrijf hem dat ‘verdrek’ minder subtiel is dan ‘turfmolm’, en krachtiger hollandsch. Jij of ik zouden, als wij Ubu vertaald hadden, bij zooiets zeggen: ‘goddome, ja!’ Constant is weer bang dat hij nòg een veertje verliest. Wat KochGa naar voetnoot4. over Indië zegt is misschien heel juist. Misschien. Ik vraag het te zien en ondervinden; ik zal zeker heel wat sympathieks daarginds terugvinden, maar hoeveel ‘romantiek’ is daar niet in, en hoeveel verrots staat er misschien niet tegenover? Ik weet van niets. Ik ben bang dat de helft van mijn persoonlijkheid (in de filosofische zin), hier in Europa jaar-in jaar-uit ‘veroverd’, daar misschien opeens zal wegsmelten. Bep wil veel liever naar Indië dan naar Holland, omdat Indië het onbekende is; maar zij gruwt nu al van de portie Holland (en welk rot-Holland misschien) die zij in Indië zal terugvinden. Verder is zij bang dat ik daar zóó veranderen zal, dat zij eigenlijk naast een nieuwe man leven zal; als het voor ons allebei | |||||||
[pagina 237]
| |||||||
nieuw was, zegt zij, zou zij er veel minder tegenop zien. Maar hoe dan ook, we hebben ongeveer besloten, zij ook. Natuurlijk, vast staat niets, omdat er in principe altijd nog iets tusschen kan komen. (Bv. Colijn zou mij kunnen vragen secretaris van hem te worden of mij een lijfrente geven om niet een boek over hem te schrijven.) Maar àls er niets tusschen komt, waar heel veel kans op is, dan gaan we ± 15 Nov. of begin December, en beginnen 1937 dan daarginds. Mijn voorloopige plannen daar zijn zoo:
Natuurlijk kan het best dat de Onzekeren daar niet lukken. Dan begin ik meteen aan no 2. Het kan ook zijn, dat niets lukt. Dan zoek ik meteen een baan. Ook wat dàt betreft, heb ik daar meer kans dan hier. Tenslotte: als ik niets vind, bv. omdat alles op een ‘mij verkoopen’ neerkomt en ik dat niet wil, dan is armoede daarginds heel wat beter te dragen dan hier. Heel wat liever in een inlandsch huisje met zon eromheen, dan in een parijsche achterbuurt bv., met winter en koollucht en stront. Andere mogelijkheid: dat ik in geen geval in Indië blijven kan en zelfs spoedig terugkeer, omdat noch Bep noch ikzelf het daar meer kunnen harden. Dat is volstrekt niet uitgesloten. Maar dan weten we wat we aan Indië hebben en we zijn onze ‘droom’ en ‘vooropgezette idee’ van nu kwijt. En een boek kan ik van die mislukking dan ook maken, bv. onder den titel Aller et retour!Ga naar voetnoot5. Nu de oorzaken, vraag je. Adé Tissing, een van mijn allerbeste vrienden, is hier geweest en heeft mij warm gemaakt. Op 37 K.M. boven Bandoeng, in de bergen heelemaal, dus in een heerlijk klimaat (wat vooral voor Bep en voor Alain van belang is, in den eersten tijd) is een ‘pondok’ (soort buitenverblijf) van een eens rijk planter, die nu dood is, maar die die ‘pondok’ heeft gegeven aan zijn ex-huishoudster. Deze vrouw woont er nog en wil het huis verkoopen of verhuren, omdat zij het niet onderhouden kan. Adé, die haar heel | |||||||
[pagina 238]
| |||||||
goed kent, wil haar nu voorstellen ons het heele huis af te staan en ons meteen ‘en pension’ te nemen. Het mensch kookt heel goed, want heeft vroeger natuurlijk altijd voor den planter gekookt en is ‘welgemanierd’; spreekt wschl. een mondje hollandsch (voor Bep prachtig), verstaat het althans. Verder moet zij heel geschikt zijn, vrij oud nu al, en geen draak. Het huis is vrij oud en een beetje vervallen, maar kan voor een klein beetje geld worden opgeknapt (Adé en eventueel mijn schoonzuster, die nu terug is naar Indië, zorgen daarvoor); verder is het gemeubeld, wat voor den eersten tijd bèst is; verder staat het in een prachtige verwilderde tuin, een indische tuin, dat is gemakkelijk 3 × zoo groot als een tuin in Holland. En de natuur eromheen is prachtig; je kunt wandelen tot je er zat van bent - en Bep is van wandelen niet gauw zat. Laatste detail: de planter in kwestie heette Halewijn; wij komen dus in het ‘huis van heer Halewijn’ en in de bergen, is het niet om Nijhoff dol te maken van jalouzie?Ga naar voetnoot6. Nu zal dit alles wel tè mooi zijn. Er is natuurlijk allerlei beroerds aan ook. De vraag is alleen maar: wat overweegt. Ik heb op het oogenblik schoon genoeg van Parijs, van de bedreiging met allerlei politieke rotzooi hier, en zelfs van de intellectueele lullificatie. Ik vond het een opfrissching om dien goeden Adé terug te zien. Hij is absoluut geen intellectueel, maar hij wordt rood van emotie als je hem een vers voorleest; en zijn heele geheim is dat hij jong is gebleven (een levend voorbeeld, zegt Bep, van Menno's theorie over het niet verkalken van den puber!); hij is in geen enkel opzicht een bourgeois, en (het is weer Bep die spreekt) door-endoor authentiek. Kortom, Bep vindt hem erg sympathiek, en hij zou voor ons door het vuur gaan. Hij woont op een onderneming, 15 K.M. hoogerop (alle menschen op die onderneming hebben Het Land van Herkomst gelezen en vinden het indische gedeelte ‘mietersch’!Ga naar voetnoot*) en kan met zijn Ford-autootje iederen middag bij ons komen. (Hij is al bereid ons dit autootje af te staan voor eventueele reizen door Java, waar Bep van sprak.) En verder is er een autobus naar Bandoeng, zelfs 3 of 4 per dag, heen en terug, vlak bij ons huis, - dat van Halewijn dan. Wat zeg je van dit alles? Als het opeens allemaal onbewoonbaar blijkt, dan vinden we wel wat anders. Als ik een ‘baan’ moet zoeken, | |||||||
[pagina 239]
| |||||||
moeten we bovendien elders wonen. Maar dit is in ieder geval te probeeren, lijkt mij, vooral waar Bep nu al zegt dat zij geen Hollanders wil zien, geen ‘omgang’ wenscht, en alleen maar van de indische natuur wil genieten met Saint Léger-Léger of Claudel (vergeef het haar!) onder een boom. Tegen dien tijd vind ik ook nog wel de mémoires van Boeddha voor haar. Ik ga dit avontuur - om de verantwoordelijkheid, om de onzekerheid tegenover mijzelf ook - heelemaal niet zoo opgewekt aan als je, dezen brief lezend, misschien denkt. Maar aan den anderen kant: ik heb genoeg van Parijs; ik wil werken; het is hier te duur; en in Holland krijg ik niets; terwijl Bep het daar veel beroerder vindt dan in Indië. Verder kan Indië mij ‘stof’ geven, Holland niet. (Lijn Pijke Koch.)Ga naar voetnoot7. O ja, ik vergat te zeggen dat Adé ons wonen + eten, voor alle drie, berekent op een maximum van fl. 60. 's maands! Laat ons zeggen, met alles mee, fl. 100.; daarvoor kunnen we dan nog naar Bandoeng of er kan eens een dokter komen voor Alain. Als dus niet alles tegenvalt!... Maar nogmaals, dat kàn. Anders zie ik over een paar jaar Menno, jou, Jan, iedereen naar Indië gaan, om daar de europeesche cultuur te brengen in een tijdschrift gedrukt door toko NixGa naar voetnoot8. (dit is een bestaande firma en geen grap) te Bandoeng! - ‘Wàh, seh! indisch drukwerk, eerste klas, sèh!’ Laat nu eens van jouw plannen hooren. Ik ben moe van het pennen. Zend dezen brief door naar Jany, dien ik ook nog schrijven moet, dan hoef ik niet alles over te doen, want beter dan dit lap ik het hem niet meer. En ook aan Menno misschien? Veel hartelijks onder ons 4, steeds je E. |
|