Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
natuurlijk niets meer te zeggen, zooniet dat ik oprecht hoop dat mijn vizie de verkeerde is. Waarom zou dat niet zoo zijn? Ongelukkig hoef je om deze waardebepalingen toch zeker niet te zijn. Aangenomen dat deze kritieken precies waren wat je ervan maken wou, dan nog is het toch niets, vergeleken bij je gedichten? Het is of Menno ongelukkig moest zijn omdat zijn tooneelstukGa naar voetnoot1. niet zóó volmaakt is als hij het had willen hebben, - terwijl hij verder is die hij is en schreef wat hij schreef. En nogmaals, waarom zou ik mij niet vergissen? Ik ben benieuwd naar je novelle en zou willen dat je diè spoedig schreef. Ik lees op het oogenblik Sorel, Réflexions sur la Violence. Niet kwaad, maar toch ook zwaar op de hand, en handelend over allerlei zaken van administratief sociale beteekenis, waarbij alle details waarin ik plezier heb, bot en methodisch verwaarloosd worden, zoodat de heele inzet mij eigenlijk verdomd weinig schelen kan. Zulke boeken zijn voor mij toch altijd iets als een ‘betere’ krant; eerlijker, hoewel tenslotte even ‘onjuist’.Ga naar voetnoot2. - Hartelijke groeten van je E. P.S. Is Coenen weer stil, en knoeit hij nu weer in de verborgenheid? Wat moet ik doen met de rest van ‘blocnote’, om herhaling van wat gebeurd is te vermijden? Sturen aan Went (aangetekend)? Sterkte met de Oma-bezoeking! |
|