Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2952. Aan J. Greshoff: Parijs, 5 juni 1936Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Dit fraaie papier is van de 2 Magotten.Ga naar voetnoot1. Ik zit hier, hoestend en beprangd, en perplex van je brief die vanmorgen kwam. Hoe kan iemand zich zoo vergissen? Ik geloof dat je, als je wilt, best goede kritieken kunt schrijven, getuige je eerste stuk over ElsschotGa naar voetnoot2. (vóór dat die hoeratoon erin kwam) en verschillende stukken uit je Mengelstoffen b.v. Verder sta je, als je jezelf niet tegenspreekt, meestal ‘aan den goeden kant’, wat ook nog iets zeggen wil. Maar inderdaad geloof ik niet dat je in de eerste plaats kritikus bent, en gegeven je lyrische | |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
instelling, altijd, ben je dus vanzelfsprekend beter in de boutade en het pamflet dan in een weloverwogen kritiek (bv. als Gide). Goed; dit alles wist je zelf toch ook? Het heeft mij dus absoluut verbaasd dat je je Vlugschriften zoo au sérieux blijkt te nemen. Als je me gezegd had: ‘wat wil je? het is goede journalistiek geweest en het heeft zijn nut, en ja, toen heb ik gedacht dat het ook wel gebundeld kon worden’ - zou ik het begrepen hebben. Nu je me schreef wat je me geschreven hebt, zal ik, als je wilt, je het boek opzenden met krabbels van mij; misschien dat je er iets aan hebt. Als ik dit werk had moeten doen tusschen het krantenwerk door, had ik er wschl. niets van terecht gebracht, maar dit kan toch niet als criterium gelden, hoogstens als excuus. Nu, globaal gesproken, zie ik de volgende dingen:
De positieve kanten zijn natuurlijk: je goede stijl, zeer grappige opmerkingen vooral als er ‘gestraft’ moet worden, en malgré tout je eigenaardigheid, dat wat den schrijver Greshoff tot een onvervangbaar type maakt, ook als je hem het minst au sérieux kunt nemen. Voilà. Als je wilt dat ik dat boekje nu bekrabbel, met aanstreepingen van wat ik goed, wat ik slecht en wat ik ‘neutraal’ vind, dan zeg je het maar. Het moet vooral niet zijn om je te pesten, maar ik sta totaal tot je beschikking. - Als je later ooit dat Proza van je persklaar maakt, ga het dan vooral met Menno of mij, of zelfs Henny, door, want ik geloof nu dat je absoluut geen kijk hebt op je eigen werk, tenminste in proza, en tenslotte heeft dit ook niets verwonderlijks, | |||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||
want ik zou ook erg graag geholpen worden als ik later mijn ‘kritisch proza’ moest uitzoeken voor bv. één flink deel. Zoo zijn auteurs. Re-Voilà. Je hebt mij het adres van Went natuurlijk weer niet gegeven, maar ik schreef nu zoomaar, naar de administratie van Gr. Nederland. Hartelijke groeten, en een hand van je E. |
|