Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2895. Aan F.E.A. Batten: Parijs,Ga naar voetnoot1. 8 april 1936Parijs, Woensdagmorgen. (Iets later!) Beste Freddy, Na mijn brief gepost te hebben, en in dit café neergestreken, werd ik door de perkiaansche muze zoozeer 'bevlogen', om met Roland Holst te spreken, en zoozeer met wijsheid geteisterd, dat ik een tweede zang moest schrijven over hetzelfde onderwerp: En, vriend, moeten wij dan ook niet bedenken
Dat, als wij schelden, dit is zonder recht?
Zij vinden ons, als wij hen, éven slecht,
Met éven veel recht zouden zij ons krenken.
Door domme waan en woede laat zich wenken
Wie in zich-zèlf niet ieder pleit beslecht:
Zich-zelf beheerschen, is niet zijn geknecht
Maar zich in waarde en eigen-waarde drenken!
O! laat ons streven naar het wijdst verstand
En toch onze angels wieden, want wij deren
Ons-zelven meer dan d'anderen en leeren:
Wijsheid gewordt ons in het strèngst verband.
| |
[pagina 169]
| |
Gevloekt de dampen van de polemiek,
Die 't hoofd onklaar maakt, en de lever ziek!Ga naar voetnoot2.
Een derde zang, ofschoon volstrekt niet onmogelijk, wordt om de wetten van de zelfbeheersching door mij weggelaten. Misschien kan je deze sonnetten aan Van Eyck kwijtraken als twee achtergehouden Perkiana, die je door mevrouw Kloos in ruil voor het-een-of-ander zijn afgestaan? Ik vrees dat Van Eyck zich niet gauw leenen zal tot mystificatie, dat zooiets hem alleen bij ongeluk overkomt en door onvrijwillige medewerking van De Raaf.Ga naar voetnoot3. Anders... Tot lezens. Nogmaals de groeten van je EdP. |
|