Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2796. Aan J. Greshoff: Parijs, 21 december 1935Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Vanmorgen weer een brief van dien broer van Hellens. De arme man wil er zooveel mogelijk geld aan verdienen, wat ik best begrijpen kan, maar erg aardig is hij bepaald niet; het lijkt me een kakkineus en verzuurd iemand, min of meer een raté. Maar enfin, veel is het niet wat hij voor dat werk krijgt. Het spijt mij alleen oprecht dat je niet alles met hem besproken hebt, zooals ik het je vroeg; en dat je niet vooruit gezegd hebt, dat, dik of niet dik, 6000 belg. frs. het | |
[pagina 92]
| |
maximum was dat ik betalen kon voor de vertaling van dit boek. De man heeft zich heusch in het hoofd gezet dat ik èrg blij zou zijn met zijn magistrale weergave, wat zeg ik: zijn verbetering, van mijn tekst, enz. - en schijnt bovendien te denken dat ik geld heb. Ik heb hem nu uitgelegd dat ik net zoo'n ‘intellectueele proletariër’ ben als hijzelf Maar afgescheiden van deze onaangenaamheden, per brief en met iemand die ik nooit gezien heb (en die je me had kunnen besparen als je even een afspraak met dien man gemaakt had in de PassageGa naar voetnoot1. en hem, zoowel over mij als over het boek, had ingelicht)Ga naar voetnoot* komt ook nog dat hij een bepaald onaangenaam pedant toontje erop nahoudt. Hij denkt dat hij de schrijver is, dat hij weet wat taal en literatuur is, en dat ik maar een prul-scribent ben; hij erkent dat hij niet zoo goed het hollandsch begrijpt, gezien dat hij Vlaam is (dit met een onuitgesproken wereld van verwijt over dat rotte hollandsch terwijl vlaamsch toch de taal is!) en hij pontificeert over ‘latijn’ en ‘latijnsch’, terwijl hij slecht fransch schrijft, volgens Pia, op zijn best ‘bruikbaar’ door controle hier, totaal ònbruikbaar als het op zichzelf moest bestaan. Maar hij verklaart op hooge toon dat hij ‘à aucun prix’ vermeld wil worden als hij geen enkele ‘responsabilité littéraire’ draagt! Ik, de auteur, ben daar blijkbaar niet responsabel genoeg voor; hij, die half hollandsch begrijpt en half fransch schrijft, hij zal mijn werk ‘repenser en français’, de verantwoording dragen daarvoor, - en eigenlijk komt het niet te pas dat ik er niet verdomd blij mee ben. Het is als iemand die half stottert en half doof is en de volle verantwoordelijkheid eischt om je belangen te verdedigen als advocaat in het publiek. Ik ga door met hem zoo vriendelijk mogelijk te antwoorden, alsof ik werkelijk niet weet wat een vertaling is, en ik laat me het soortement prul-auteurschap aanleunen dat hij in zijn toontje legt. Maar ik ben er niet ver meer van af om ook kregelig te worden, en als ik in mijn volgende brief onaangenaam tegen hem word zal hij het niet gestolen hebben. Ander onaangenaams, dat mij nu weer net treffen moet, maar dat aan de andere kant zoo'n goed nieuws is dat ik er toch meteen vrêe mee heb: Pia gaat uit Parijs weg! Hij heeft een baantje gekregen als redactiesecretaris van een blad in Lyon, waar hij 2 Jan. a.s. beginnen | |
[pagina 93]
| |
moet. Het is niet zoo'n leuk baantje, maar veel prettiger dan om werkelijk journalist te zijn, - hij moet nu vnl. artikelen nazien, bekorten, enz. en HavasGa naar voetnoot2. -telegrammen redigeeren, geen artikelen schrijven, - en hij wordt behoorlijk betaald. Na alle rotzooi die hij achter zich heeft, is het een verademing voor hem, en zelfs de rust van Lyon trekt hem wel aan. Malraux denkt dat hij daar een erge gastronoom zal worden; maar daar is niet zóóveel kans op, gegeven dat hij een maag heeft die in 16 uur verteert wat een gewone maag in 2 uur van de baan heeft. Ik sprak Pia gisteren; hij zag er opgewekt uit. Het is jammer dat jij hem nu niet zult zien als je 20 Jan. hier komt. Maar zoo gaat het ons allen; ik ben misschien ook wel ‘gevlogen’, wie weet er iets van, tegen dien tijd? Ik leef voortdurend onder een gevoel van bedreiging, van de een of andere rotzooi die meteen alles veranderen kan. Ook mijn innerlijk is zoo. Chiaromonte heeft het hier heel moeilijk, eet weinig, is vermagerd, maar klaagt niet. Hij krijgt nu heelemaal geen geld meer uit Italië, weet niet hoe zich te voeden en nog minder hoe zijn hotel te betalen. Hij geeft italiaansche les en doet soortgelijke rotwerkjes (vertalen, enz.) maar het is alles bij elkaar om van honger om te komen. - Als ik dit zoo om me heen zie, verlies ik soms alle vertrouwen. Ik werk nu aan mijn documentatie over de Kaukasus, ga weer naar de Nationale en zoo, maar ergens in mij ontbreekt de overtuiging; ik denk voortdurend: ‘waarvoor eigenlijk en voor hoe lang nog?’ Enfin, neem deze brief niet zwaarder op dan noodig; een zekere vitaliteit zorgt gelukkig altijd weer voor het evenwicht. Dat Pia iets gevonden heeft, doet mij werkelijk goed. Misschien ga ik eens bij hem logeeren in Lyon! Tenzij Ferdy de Grave mij plotseling dringend naar Indië roept. Wat er dàn van Ducroo in het fransch moet worden, mag God weten. Maar daarom niet getreurd. Veel hartelijks onder ons 4, een poot van je E. P.S. - Ik heb nog altijd niet over Jan Jr. geschreven, die vergeeld de kamer houdt. Doe hem mijn hartelijke groeten en zeg hem maar dat hij zijn ziel met fraaie lectuur voedt, ‘met wijsheid den geest waardig des mandarijns dien hij nu gelijkt!’ | |
[pagina 94]
| |
P.P.S. - Ik laatje mijn artikel zenden in het blad van de antifascistische studenten. Schrijf jij ook wat voor hen? Het zijn ook verkapte rooien, maar niet onsympathiek; en ze zijn o zoo voorzichtig en netjes; - zoo wil het de politiek! | |
IITerwijl ik uitging om je deze brief toe te sturen, kreeg ik van de portierster je gedichtentrio.Ga naar voetnoot3. Ik heb ze meegenomen naar het café en ze aandachtig overgelezen; overgelezen, want getypt las ik ze het eerst bij jou. En gek genoeg, ik kan ook nu niet zeggen dat ze geheel tot me zijn doorgedrongen. Ik vind er zeer mooie regels in, naast veel herhalingen. De vorm lijkt mij erg gaaf, maar gevuld met iets te veel woorden:je sterkste en je zwakste zijde. Maar verder geloof ik werkelijk dat je een soort Milton aan het worden bent; met nog maar een beetje oud poeier over je van de fantaisisten. Ik bedoel met ‘Milton’ niet alleen: de liefde voor eeuwige dingen, voor zuchten en vlagen van het aardsche en onaardsche, maar vooràl: het vervullen van de opgave om een bepaald aantal regels te vullen. Ik geloof dat je erbij winnen kunt aan kracht en ‘pregnant’ heid als je je meer liet leiden door wat je werkelijk te zeggen hebt; wat je aan ‘ampleur’ daarbij verliest, aan decoratiefheid, win je dubbel en dwars aan preciesheid, aan doeltreffendheid. Maar dit is een overweging naar aanleiding van de algemeene toon. Ik wil volstrekt niet zeggen dat deze drie gedichten niet goed zijn; integendeel, er zijn strofen en regels in ‘du meilleur Greschov’, en ik weet ook niet wat ik het beste vind van de drie. Oogenschijnlijk is Columbus het meest ‘vertrouwd’, maar het is misschien ook het meest ‘frissche’. Eigenlijk geloof ik dat ze alle 3 volmaakt op peil zijn, en op het beste. Maar ze geven me toch ook het verlangen om eens heele andere dingen van je te lezen. Misschien ligt dit alleen aan mij? Nogmaals hartelijke groeten. Je E. |
|