Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
2775. Aan J. Gans: Parijs, 10 december 1935Parijs, Dinsdag. Beste Gans, Ik schrijf maar kort, ik heb de handen vol en moet dan ook nog allerlei menschen zien. Je vraagt me of je plan ‘onwaardig’ is. Allerminst! Je vraagt me niet of het mij uitvoerbaar lijkt. Best: want ik had moeten antwoorden dat dit absoluut Hoffmann-poëzie is. Maar probeer het, ik ben benieuwd met hoeveel abonné's of je vertrekt; 5 is nog geen 50. En gesteld dàt je er 50 krijgt, hoe lang zullen ze abonné blijven? Ik vraag me ook af of je niet àl je tijd zult noodig hebben om die 50 menschen te bedienen, zóó dat ze het gevoel hebben die fl. 3. in de maand vergoed te hebben. Maar ik wil er liever niet aan denken, want dat doe jij wel.Ga naar voetnoot1. Een vriend van mijGa naar voetnoot2. is naar Indië vertrokken en heeft beloofd dat hij krachtig werk zou maken van een baan voor mij. Als hem dat lukt, ga ik. In afwachting doe ik hier wat ik nog doen kan. Vraag aan Ter Braak het boek van Stirner, Der Einzige und sein Eigentum (als je het nog niet kent). Ik lees het nu en voel me bepaald gesterkt, door dit onbaatzuchtige egoïsme. ‘La tolérance’ kan ook de wijsheid zijn; wat is er eigenlijk tegen? Gelijk hiermee stuur ik je Fermina. Met hartelijke groeten, je EduP. |
|