Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2757. Aan A. Roland Holst: Le Roselier-en-Plérin, 30 november 1935Le Roselier, Zaterdag 30 Nov. '35. Beste Jany, Dank voor brief en verzen; de laatste heel goed, geserreerd en minder mysterieus dan andere. Maar telkens als ik een paar van deze gedichten zie, krijg ik lust het geheel te overzien niet alleen, maar te ‘doorwroeten’. Het is misschien goed dat je wacht met publiceeren, want eigenlijk is het een in versformules gekristalliseerd dagboek, en het is misschien nog lang niet afgesloten; misschien is het iets dat jaren moet duren en dan blijken zal jou - gegeven je behoefte aan mysterie - zoo volledig te hebben uitgedrukt, als geen poëzie van je tot dusver het deed. Maar er is een samenhang-in-jou, die de argelooze lezer natuurlijk niet ziet, en die jij zelf wschl. eerst goed zult beseffen als alles vóór je ligt. Ik las met de grootste bewondering Arthur's Hollandsch Drama. Hij is nog nooit zóó beklemmend geweest; en zoo vast van beweging. En dan deze grootschheid te suggereeren in diè onderwereld van benepen christelijk schuldbesef. ‘Il n'y a pas de sot drame’ - dat is ongeveer de moraal die ik eruit haal. En misschien ook, dat zelfs de meest onverdachte menschen nog kans zien hun leven te bederven. Tenslotte: neem StaviskyGa naar voetnoot1. en geef hem aan Tolstoï, hij zal er een aangrijpend personage van maken, niet in het opvallende van zijn carrière, maar juist in de diepte. Arthur is misschien nooit zoo ver in dit soort ‘diepte’ - essentieel die van den romancier, zonder bewuste analyse - gekomen, als hier. Huizinga las ik met respect, maar de nasmaak is vrij beroerd. Het is een ijdel boek, in den zin van nutteloos. Het is best dat het geschreven werd, het is een stem voor waarden die wij niet verkwanseld willen zien, en de stem van iemand die recht van spreken heeft. Meer is het niet. Er is niet één idee in, dat een ander al niet heeft gezegd; | |
[pagina 54]
| |
het is het ‘clerken’-standpunt. Als je Benda's twee boeken over dit onderwerp leest (Trahison des Clercs en l'Eternel) dan vind je alles uit H. al beter gezegd, minder voor een auditorium - tòch, en al is het op de achtergrond - van hulponderwijzers. Dat is weer de vloek van Holland, het stempel van Holland, als je wilt; Benda schrijft, ook als hij weet dat hij knapper is dan zijn lezers, voor een publiek van ‘gens du monde’: ‘u weet dat...’ - Huizinga voortdurend in den toon van: ‘let u nu eens goed op, op wat ik zeggen ga’. Bovendien, Benda is een schrijver met geleerdheid, Huizinga een geleerde met schrijvers-gaven; voor menschen als wij is dat toch een verschil. - Ik denk dit en andere dingen te zeggen in een artikel, of notities,Ga naar voetnoot2. die ik hierover publiceeren zal (waar?...) als ik met mezelf in het reine ben over dit ‘clerken’ standpunt. In afwachting daarvan heb ik mijn eerste artikel van ‘clerc guerroyant’ geschreven, tegen heug en meug en met een rot nasmaak, maar met het gevoel dat het mijn plicht was, voor het antifascistische studentenblad.Ga naar voetnoot3. Tenslotte: de bourgeoisie organiseert nu eindelijk haar haat tegen het proletariaat, dat haar eeuwenlang heeft gehaat. Wat bewijst dit? Dat in deze tijd van organisaties niet anders gedaan kon worden, en dat de organisatie van het proletariaat steeds beter en sterker wordt. Goed; hebben de bourgeois dan ongelijk? moeten ze zich dan zonder weerstand laten lubben? Neen. Ceci dit: ik kan onmogelijk aan dien kant staan, al is het ‘mijn klasse’ dan. Met al mijn afkeer voor allerlei dingen van het kommunisme, vooral op artistiek gebied, maar ook elders, ook in het heele element Stalin (gezien als tegenstander van het element Trotsky, en op zichzelf), kan ik werkelijk niet zeggen dat de bourgeois gelijk hebben. Of je moet absoluut als politicus gaan denken, als ‘realist’, als ‘temporel’ sec (Benda), je moet werkelijk zeggen dat je lak hebt aan zulke dingen als rechtvaardigheid en moraal. Het gelijk van de bourgeois is een puur practisch gelijk; het kapitalisme is verrot, de bevrijding van de laatste slaven is het hoogste doel voor de menschheid, zoolang men zich tot deze aarde bepaalt. Dus als ik werkelijk partij koos voor de bourgeoisie zou ik voor mijzelf weten dat ik inderdaad een gelijk zou kunnen laten gelden, maar van een verdomd laag soort. Je moet alleen maar niet te veel kijken naar de individuën die het | |
[pagina 55]
| |
hooge gelijk vertegenwoordigen! Je moet liefst blind en doof aan de mythe gelooven, ook daar! Die Huizinga en Benda en zoo zijn prachtig; alles wat ze te zeggen hebben is tenslotte dit: ‘ja, zeker, vroeger was het ook rotzooi, maar wat gepreekt werd klonk beter’. Ik vind dat een schrale troost. Behoorlijke lieden zijn er nu ook; ik geloof niet dat Marx en Engels minder edele lieden waren dan Erasmus, alleen hun streven was anders, de qualiteit scheelde niet zooveel. En dan, het is altijd makkelijk om een tijd dood te slaan met de grootste namen uit alle vorige eeuwen (waaruit dan meteen alle namen van groote ploerten verzwegen worden). - En toch, tenslotte geef ik deze ‘clerken’ gelijk. Tenslotte is deze z.g. ‘groote tijd’ één poespas van gevulgariseerde, gemechaniseerde, georganiseerde, geherosodomiseerde kwatsch, met de krant als verspreider van cultuur voor allen en als blaasbalg van alle kleine vuurtjes van lage afgunst en haat. Wat de vroegere tijden op deze vóór hebben is tenslotte misschien alleen: dat de rotzooi minder aaneengesloten en geordend was. De eenige juiste reactie lijkt soms: apart wonen, er zoo min mogelijk aan denken, enz. Maar het lukt me toch niet; ik ben te ‘aardsch’, en al te zeer ‘besmet’. En in Parijs lukt het minder dan elders. Aix is misschien voorloopig de oplossing; maar Bep en ik zouden toch eerst moeten kijken. Is zoo'n comprimé van verleden als je in dat café PolenGa naar voetnoot4. opeens toegestopt kreeg niet iets om, hetzij in een losse gedachte, hetzij in een verhaal, te worden opgeteekend? Als je het ‘los’ genoeg kreeg van de anecdote - dat is voor jou nu eenmaal noodig - maakte je er misschien iets van als De Afspraak. Of is daarvoor het andere benoodigde: de lust in het schrijven zelf, afwezig? Mij zou dit moment heel wat meer inspireeren als bv. dat spinnenverhaal.Ga naar voetnoot5. Ik laat het hierbij. Die uitweiding over politiek heeft je misschien knap verveeld. Wij gaan 2 Dec. naar Parijs terug, d.i.a.s. Maandag. Ik heb daar alweer van alles en nog wat te doen, en Bep ook. - Het is jammer dat je niet hier kwam, maar inderdaad, als we in Aix wonen, moet je komen logeeren. Bep is absoluut gesteld op een logeerka- | |
[pagina 56]
| |
mer, al is het een kleintje, en stelt zich van een gast-zijn van jou veel voor. In Parijs kom je vooreerst zeker niet? Hartelijke groeten van ons beiden, en een hand van je E.
Het boekje van LandorGa naar voetnoot6. kreeg je intusschen zeker? Het is vooral aardig bij een tweede lezing; bij een eerste kennismaking lijkt het niet veel. Het heeft een naïeve charmeGa naar voetnoot* die eerst langzamerhand werkt. - Binnenkort stuur ik je nog een verrassing, ook voor de Oude Prins!Ga naar voetnoot7. Maar hou je goed!! |
|