Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2621. Aan W.L.M.E. van Leeuwen: Parijs, 19 juli 1935Parijs, 19 Juli ('s middags). Zeer geachte Heer Van Leeuwen, Ondanks de lengte ervan, heb ik mijn brief vanmorgen haastig moeten schrijven (er werd op mij gewacht) en nog haastiger moeten eindigen. Het komt mij nu voor dat ik u op één punt onduidelijk heb geantwoord, en zelfs ‘oneerlijk’, in zooverre als het de schijn kon hebben dat ik 2 dingen door elkaar haalde om mijn eigen boek te verdedigen. Ik bedoel nu de kwestie over het ‘elkaar verlaten en naderen’ dat u eischte. - Tenslotte verdedig ik Ducroo niet, maar de mogelijkheid (voor wie dan ook) om het anders te doen. Wat u bedoelt is nl. dit: de lezer moet getuige zijn van wat er gebeurt, d.w.z. de heele ontwikkeling in het heden kunnen volgen. Dat is inderdaad de manier waarop de meeste romanciers hun illuzies van ‘leven’ geven. En hoe meer het verloop van den tijd erin wordt gesuggereerd (Anna Karénine, L'Education Sentimentale) hoe geslaagder. - In dit verband is Angèle Degroux, als u het idee ‘roman’ dan toch zoo precies mogelijk begrenzen wilt, ook allerminst een roman, maar (ondanks het slothfdst. dat vele jaren later speelt) intrinsiek een novelle. En toch lijkt mij deze gedachte, die door de traditie sterk gesteund wordt, in wezen onjuist. Het is dan alsof u bij de Havelaar zei: ‘Havelaar is er alleen als Sjaalman, al wat er uit het verleden wordt opge- | |
[pagina 407]
| |
haald is voor mij, lezer, eigenlijk niet gebeurd’. (Precies ditzelfde geldt voor Ducroo.) Ook de manier van vertellen geeft niet de doorslag; ik bedoel nu dat men iets dat uit het verleden opgehaald wordt kan vertellen als romanhoofdstuk of als herinnering - want dit heeft met het ‘elkaar naderen en verlaten’ niet veel te maken; de hoofdzaak is of het gebeurde (van nu of van het verleden) zoo verteld is dat het een indruk achterlaat, dus met voldoende intensiteit. Er zijn anecdotes van 12 regels die bij den lezer blijven hangen, waar beschrijvingen van complete bals, soireés, enz. totaal vervliegen. - En kortom, ik verdedig de mogelijkheid van alle middelen, zonder begrenzing door etiketten en vakjes. In Barnabooth gebeuren sommige dingen in het heden; ontmoetingen als bij mij, maar ook wel directe gebeurtenissen, die een ‘novelle’ zouden kunnen vullen. Maar sommige herinneringen, heelemaal willekeurig in den tekst gezet, uit de jeugd van B., zijn zoo compleet en duidelijk, dat ze als gebeurtenis (als ‘naderen en verlaten’) minstens even goed zijn als wat ook. Daarvoor is maar één ding noodig; geen vooropgezette ideeën bij den lezer dat hij alleen getuige zou zijn van wat hij in het heden gebeuren ziet. De mogelijkheid bestaat, een retrospectieve roman te schrijven: bv. een mijnheer in een badplaats maakt kennis met een mevrouw, wordt verliefd op haar, denkt weer dat het niet zoo is, dan toch weer wel, enz., en eindigt met haar te verlaten zonder dat er iets gebeurd is, omdat de herinnering aan een oude liefde (die in zijn herinneringen verteld wordt) hem remt. Stel dat het huidige gebeuren een ‘novelle’ vormt, en dan nog een ‘novelle’ met weinig gebeurtenissen, van ± 40 blzn., en dat de als herinneringen vertelde ‘roman’ 160 blzn. besloeg), dan had u in zijn geheel een onmiskenbare roman van 200 blzn. Dit boek zou niet lijken op Ducroo; evenmin is het een boek (stel u daarover gerust!) dat ik zou willen schrijven. Ik wil alleen maar zeggen dat alle getheoretiseer tenslotte steriel blijft, en dat in het getheoretiseer alleen van belang is wat nieuwe gezichtspunten veronderstelt, niet wat de balans opmaakt van oude gezichtspunten. Het essay over de heele, halve kwart-roman, zou inderdaad heel boeiend kunnen zijn, vooral omdat ook ‘het heden’ en ‘de tijd’ nog lang niet alles oplossen. Voorbeeld: Het Leven op Aarde van Slauerhoff dat èn in het heden speelt, èn zeer goed het verloop van den tijd suggereert, is toch allerminst een echte roman, maar bijna klassiek een lang (lyrisch) verhaal. Vindt u niet dat wij een gevulde middag zouden kunnen hebben | |
[pagina 408]
| |
over deze kwesties? u als eischer, ik als verdediger? Maar natuurlijk, ik ben niet verdediger voor niets; ik had moeten beginnen met te zeggen dat ik persoonlijk eig. steeds minder voel voor den ‘zuiveren’ of ‘echten’ roman; dat die, ook als hij heel rijk is, mij meestal een beetje verveelt. Het genre roman lijkt mij alleen van belang (daar hebt u die akelige woorden weer) als het zoo elastisch, ònbegrensd mogelijk gehouden wordt, en als het z.g. onzuivere niet a priori veroordeeld, of zelfs achtergesteld wordt, om het z.g. zuivere. Als Multatuli de Havelaar geschreven had naar het zuivere model van dien tijd (dus Walter Scott) dan hadden wij ongeveer de beste hollandsche... roman niet gehad; als Woutertje Pieterse was ingeperkt tot een zuivere constructie, dan hadden we een boek gehad van de waarde van De Kleine Johannes misschien, of van Jaapje, inplaats van iets dat 10 × rijker is. Als Joyce Ulysses had moeten schrijven om werkelijk de gebeurtenissen van één dag te suggereeren,Ga naar voetnoot* dan was zijn boek wschl. veel leesbaarder geworden, maar dan was het resultaat wschl. minder geweest (minder geniaal hoewel zuiverder, minder overstelpend hoewel fijner en aangenamer) dan Mrs. Dalloway. Neemt u dit naschrift op mijn vorige ontboezeming voor lief, en antwoord, als u er lust en tijd voor hebt. Ik heb nu juist wat tijd, in de aangename periode waarin ik verkeer na eindelijk mijn vertaling van Fermina Marquez aan Stols te hebben afgeleverd! Op een ander moment zou ik u misschien met groote moeite maar één blaadje kunnen schrijven. Met vriendelijke groeten, uw dw. EduP.
P.S - Een tijd geleden spraken de ‘deskundigen’ van romans die op essays leken, als er wat langer dan gepast leek in werd gesproken of gedacht. In werkelijkheid bewezen zij één ding: dat zij zelf nog ontzettend zouden moeten onderscheiden als zij iets probeeren wilden (is dit wel een roman, of een essay?) Ik denk nu aan Binnendijk, die Barnabooth en Der Zauberberg zoo ‘essayistisch’ vond bv. Maar de Wahlverwandschaften wemelt van ‘essayistische’ gesprekken, en romans als Tristram Shandy zijn dan van a tot z ‘essay’. De zuiverheid zou juist moeten constateeren dat een gesprek in een boek van verhalenden aard onmogelijk een essay kan zijn, alleen al door het verband! | |
[pagina 409]
| |
P.S. - Ik zou erg graag uw bloemlezing zien; kunt u mij het boek ter inzage zenden? Ik stuur het u dan welverpakt terug, en zoo spoedig mogelijk. |
|