Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Je bent een bovenste beste om zoo ‘overal tegelijk’ voor me op te komen, en ik zou je temperen, als ik niet dacht dat ik vroeger net zoo was (en au fond nòg!) Maar met dat al: er is geen bijhouden aan. Ik ben me dan ook alweer aan het amuseeren. Al die nobele Nederlanders die door Ducroo gekitteld en verontwaardigd vanuit hun eigen rijke en diepe levens zijn komen getuigen! En dit alles is van het deeg dat zich wreekt met iooo pop te weigeren aan Marsman! Ingesloten je correspondentie met Ritter terug. Ik doe er wat kritiekjes bijGa naar voetnoot* die je niet gelezen hebt, en die je, hoop ik, tot leering zullen strekken. Maar ga vooral niet aan àl die heeren schrijven dat je ze aanziet voor wat soms onder een paard bengelt. Tenzij de politiek ze helpt - en ook dàn alleen maar zoolang het duurt - worden ze toch onherroepelijk geslagen. Ik ben daarvan volmaakt overtuigd; en voor een deel is deze rancune trouwens het bewijs dat ze het al zijn. Zoo'n Uyldert is voor mij erger dan alle Ritters, want de Ritters leven tenminste nog, en dit lijk bevuilt alles wat het niet begrijpen kan, met 1½ idee indertijd in de Beweging opgedaan. Hij leeft alleen nog met permissie van Verwey, die hem weleens talent heeft toegekend... Ik ben op het oogenblik weer geboeid door allerlei dingen die hier goddank niets mee te maken hebben. Het beroerde is alleen dat ik physiek nog allesbehalve goed ben. Als dat beter was, zou alles anders zijn, van binnen en van buiten. Tot schrijven kom ik niet. Na het congres maak ik Fermina af. Over het congres zal je wel lezen in Het Vad. Ter Braak komt morgenavond, Greshoff ook. In September zijn wij hoogstwschl. niet hier. Of naar Sestri - bij de Van Schendels die ons te logeeren gevraagd hebben - of in een landhuisje dat Clara Malraux gehuurd heeft in Le Morvan. Dus Rudie doet beter in Juli of Augustus te komen, als hij mij zien wil. Uit Indië nog altijd geen bericht. Plannen of zoo hebben we overigens absoluut niet; wanneer ik ‘aan mijn volgend boek beginnen ga’, is mij zelf nog een mysterie. - Maar ik stel nu met Marsman een keuze samen uit Nederl. korte verhalen, getiteld De Korte Baan (als Q. die titel wil), en te beginnen met Van Genderen Stort en Nijhoff; dit brengt ons ook een kleinigheidje op. Er komt binnenkort een aardig stuk van Marsman over Ducroo | |
[pagina 363]
| |
in de N.R.C.;Ga naar voetnoot1. dat is dan weer een ‘tegenzang’ na al de wraaknemingen. Ik ben natuurlijk ook erg verlangend naar je stuk in de Nieuwe GidsGa naar voetnoot2.; ik geloof dat het de eerste maal zal zijn dat daar überhaupt over mij geschreven wordt! (De raté Hiegentlich lijkt mij zeer goed thuis te hooren in het gezelschap van den raté Groeneveld.) In D.G.W. komt een lang stuk - erg politisch georiënteerd wschl! - van Jacques Gans,Ga naar voetnoot3. een aardige kerel, die met mij ‘polemiseeren’ gaat. Ik ben nog niet aan het zwemmen toe gekomen, ofschoon ik mij dat óók iedere dag voorneem. Ook na het congres! - Ik zend je verder nog 2 knipsels (over Ter Braak en over mij) uit het belgische blad CassandreGa naar voetnoot4.; deze kan je beide houden. Maar stuur mij de slechte beurten terug, daar kan ik nog niet van scheiden. Anquetil du Perron - die overigens meer A. was dan du P. is een heel bekend iemand; ik heb hier een boek over hem door Raymond Schwab, dat niet slecht is, dus spaar je de moeite om al die dingetjes te zoeken. Later meer. Nogmaals dank en hartelijk je EdP.
Wie Jean Baudoux is weet ik niet. Het is wschl. een pseudonym. Zijn artikel was zeer matig - ook van stijl.Ga naar voetnoot5.
Dit is een snertbrief, maar ik kan voorloopig niet beter. |
|