Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2527. Aan J. Gans: Parijs, 22 mei 1935Parijs, 22 Mei '35. Beste Gans, Inderdaad kreeg ik indertijd je brief, maar in de verhuisdrukte ben ik hem kwijtgeraakt, en het geschrijf aan Ducroo nam ook veel van mijn energie weg. Ik was werkelijk ‘op’ toen het boek klaar was; voor een deel komt dat ook door het mij opgelegde tempo. Ik heb er 2 jaar en 4 maanden aan gewerkt, maar daartusschendoor ¾ van De Sm. Mens geschreven, La Condition Humaine vertaald, stukken voor de N.R.C. gelegd en daarvoor de noodige rotboekjes gelezen, af en toe naast Bep ook nog stukken voor de krant (vooral in het begin), enfin... Op het oogenblik vertaal ik Fermina Marquez voor Stols, maar als een luis op een teerton, omdat al mijn lust weg is. Vandaar dat ik de briefschrijverij noodzakelijk tot het allernoodigste beperk. Het verdomde menschen zien hier (noodig en onnoodig) neemt ook al zoo'n tijd in beslag. En tenslotte: ik heb je brief met de grootste belangstelling gelezen, maar veel kon ik er niet op zeggen. Wat ik te zeggen had was: dat | |
[pagina 332]
| |
ik het beroerd voor jou vond om op dit standpunt aangekomen te zijn, maar dat ik er èn voor een deel altijd zelf op gestaan heb, èn voor het andere deel allerminst verwonderd erover kon zijn... Ik ben benieuwd tot hoever je je nieuwe (of hernieuwde) waarden zult handhaven en je nieuwe ideeën volgen; misschien kom je langs dezen weg tot de Betrachtungen eines Unpolitischen, met een héél andere inhoud overigens dan die van Mann, over... laat ons zeggen 10 jaar? Zal je eindigen met toch een ‘bourgeois’ te worden (van een bepaald soort), of een ‘anarchist’? Het heele probleem voor jouw behoefte aan activiteit, maar tegelijk aan een eerlijke intellectueele verantwoording, zal vooreerst de schommeling blijven tusschen: ‘politiek beoefenen of niet’ - ‘kàn ik erbuiten of niet’. Geen mensch kan je daar eigenlijk bij helpen; het is een strijd tusschen je wezen en je mogelijkheden, je ‘instinct’ (wat jij ‘het kind’ in jezelf noemt) en je tòch politieke formatie. Maar eruit kom je zeker, dat is één troost die de eerlijkheid geeft! En tenslotte is er geen enkele ‘wijsheid’ waar een mensch niet eerst flink voor moet hebben betaald. (Lees er Gisors op na!) Het is goed dat Ter Braak je aan een ex. van Ducroo heeft geholpen - je kréég het toch van hem? - omdat ik inderdaad weer krap zit. Toch kan ik, als T.B. je dat ex. alleen maar leende, zoonoodig wel een ex. bezorgen, maar dan toch tegen betaling van de halve prijs. Ik vind het overigens natuurlijk voortreffelijk dat jij het boek bespreekt voor D.G.W.Ga naar voetnoot1. Maar denk eraan dat de ‘politieke’ zijde bepaald niet de grootste is? Wat dat prospectus betreft, dat is een vulgariseerend praatje voor menschen die eig. verdacht worden het boek anders verkeerd te begrijpen of te ‘zien’, hecht daar dus niet te veel beteekenis aan! Denk je nog eens hierheen te komen? Ik denk niet dat ik spoedig in Holland kom. Bep laat je hartelijk groeten; zoowel zij als het kind maken het best. Ik zie D.G.W. nooit meer; stuur je me dus je stuk, als het verschenen is, en misschien ook dat over Guéhenno? Dat Journal was werkelijk ongewoon sympathiek, vooral als toon. Er valt over die ‘ik’-schrijverij inderdaad nog heel wat te zeggen, en Guéhenno was er een zeer curieus voorbeeld van: een krampachtige kruisingsvorm | |
[pagina 333]
| |
tusschen ‘ik’ en ‘wij’, - met toch erg de nadruk, tenslotte, op ‘ik’. De man zelf is alleraardigst; hoorde je hem in Holland? Ik veronderstel dat je met Ter Braak contact onderhoudt en ook verder toch de noodige uitwisseling hebt, daarginds. Neem mij niet kwalijk dat ik het hierbij laat. Het is als vroeger: ik zou je graag spreken, maar het pennen wordt me te machtig. Hartelijke groeten van je EduP. |
|