Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |
2497. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 april 1935Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je de 3 vel gecorrigeerd terug. Nu nog 3 vel, dan is het uit. Ik snak naar de complete verlossing! Gelukkig dat de Locomotief betaald heeft.Ga naar voetnoot1. Ik leef heelemaal met je mee, en met deze verdoemenis-door-de-letters. Ik kan me alles zóó goed voorstellen, en er zelfs mijn voorland in proeven, wat me nu al beroerd maakt. Wat een genot als je er weer uit komt; dat gebeurt misschien toch wel, al zouden we nu niet weten hoe. Dat ex. van Ducroo moet je zelf laten doorschieten, tenzij je wilt dat ik de opmerkingen in de marges krabbel. Ik schrijf nu aan De Groene om te zeggen dat ik zelf ervan afzie. Als jij niet genoemd mag worden, is het ook beter J.v.N. niet te noemen, omdat ze anders zoo tòch op jou komen. Maar wat je er allemaal achter zoekt lijkt me onjuist. Ik denk dat er iemand is die jou best wil hebben (Moussault bv.)Ga naar voetnoot2. en dat een ander gezegd heeft dat ze mij moesten hebben (vanwege De Smalle Mens of zoo en ‘de mode’) en dat daarom al dit geslinger is. Enfin... Daarnet een briefkaart van je. De attentie voor Querido is charmant. Bij voorbaat dank voor Carry. Je moet Coenen bij gelegenheid toch eens vragen waarom hij Heleen zoo mooi vindt (het is hem zelfs opgedragen) en Ducroo zoo idioot; het zijn boeken, niet van dezelfde soort, maar absoluut voor dezelfde soort lezers. En waar is het ‘beeldende’ van Heleen? - al schrijft ze ‘bijkans’ (en andere fraaie termen). Je woede tegen Romburgh is mij uit het hart gegrepenGa naar voetnoot3.; het gekke is dat ik dezen man ken en dat hij tegen mij zeer geschikt was (indertijd met die Gistoux-affaire van erotische boeken). Het is toch nogal een kort gezet mannetje met een kort blond kneveltje? Wat moest je van hem, of hij van jou? Kan het N.S.B.-igheid van den man zijn? In ieder geval: waarom ben je in zoo'n geval niet meteen honds onhebbelijk terug, gaat weg, smijt met de deur of zoo? Ik doe zulke dingen altijd, en heb er vaak baat bij gevonden. Ironie kan ook hel- | |
[pagina 310]
| |
pen, als je daar kalm genoeg voor bent. Alleen als ze je terug kunnen pesten (voor wat je vragen kwam misschien) is het natuurlijk vervelend; je moet het zwaarste dan het zwaarste laten wegen (ik bv. zou wschl. toch onhebbelijk worden). Maar als je den man nog eens ‘noodig’ hebt, wrijf hem dan rustig zijn onhebbelijkheid onder de neus, zeg connerieën als dat je ‘van een consul wat anders verwacht had’, dat doet soms ook wonderen! Ik ben ook altijd pijnlijk benieuwd waarom zoo'n smakker zich opeens zoo meent te moeten gedragen. Maar als je het hem vraagt, kan het heusch veel ‘deugd’ doen. Ik heb zooiets gehad met den dokter van Bep; met het gevolg dat ik hem nu straal negeer, wat ook een voortreffelijke verhouding zijn kan. Enfin, deze kleine rottigheden moet je er blijkbaar ook bij hebben, tusschen de groote rotzooi door. Maar uiterlijk is Romburgh een aristocraat vergeleken bij Dewever! verbeeld-je maar nix! Hartelijk je E.
Ik schrijf tegenwoordig met 3 rotpennen, zoodat mijn hand op die van Vestdijk gaat lijken! |
|