Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2256. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 18 oktober 1934Parijs, Donderdag. Zeer geachte heer Endt, Dank voor de 2 boeken!Ga naar voetnoot1. De Esopet ziet er inderdaad heel aardig uit, en de plaatjes van Cantré bevallen mij inderdaad heel wat beter | |
[pagina 124]
| |
dan die van Poortenaer. Maar Cantré is ook een uitzondering op den regel, als illustrator, en dan - is het een illustrator, is dit een geïllustreerd boek en niet een boek van illustraties + wat tekst? Om mijn onbescheidenheid goed te maken laat ik door Querido 1 ex. zenden van mijn Smalle Mensch. Moge het door u gelezen worden met pleysier ende niet met knersing der tanden. Wat Van Eeden betreft, op dit punt zijn we het dan geheel eens, want de Koele Meren zijn, met Kl. Johannes I, ook voor mij zijn beste werk. En ik verfoei hem niet zoozeer als u veronderstelt; hij behoort tot de vele auteurs die ik apprecieeren kan zonder veel aan ze te denken. Hoe hij Raad van Indië werd van Daum is een van de 2 boeken waarvoor hij pluimpjes van Van Deyssel kreeg; ik ken het niet (wel het andere: Uit de Suiker...) Maar leest u Goena-Goena of Aboe-Bakar. Er staan overal ‘fouten’ en banaliteiten van feuilletonistisch karakter (maar daar wemelt Uit de Suiker... ook van), maar over het geheel is het raak, vlot, òn-‘boerelullig’, wat toch al een heel iets is voor een hollandsch - en dan nog wel een holl.-koloniaal - auteur. Ik laat het hierbij, want u zou mij gaan verwijten dat ik uw christelijke liefde ook nog exploiteer om u van een tijd te berooven ‘die óók geld is’, volgens de philosofen op dit gebied, dat voor mij obscuur blijft... Met vriendelijken groet, hoogachtend, steeds uw dw. EduPerron |
|