Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2108. Aan H. Marsman: Parijs, 29 mei en 2 juni 1934Parijs, 29 Mei. Beste Hennie, Je schrijft te mooie en te lange brieven om te kunnen hopen op gelijkwaardige antwoorden, vooral van iemand die zoo slaaf is van zijn werk als ik! Ik werk nu nl. aan Ducroo, aan 2 slot-essays voor De Smalle MensGa naar voetnoot1. (die bij Q. uitkomt, ofschoon ik nu fl. 500. voor Ducroo | |
[pagina 37]
| |
krijg daardoor), ik verwacht proeven van het 1e deel van De Sm. Mens, van de vertaling van La Condition Humaine, dan moet ik nog van allerlei lezen, en dikwijls allesbehalve interessante dingen. Verder is Jany op het oogenblik hier en legt nogal beslag op ons. Ik denk niet dat ik dezen brief straks verzenden kan, maar dan stuur ik je een briefkaart met Jany samen, vanmiddag als ik hem weer zie. Je vraagt me ook om op je vorige brief even ‘resumeerend’ te antwoorden. En het gekke is, dat ik het gevoel heb daarop niet te kunnen antwoorden per brief; over dat alles - zoowel jou als mij betreffend - zouden we lang en intens moeten praten. En ook over andere dingen die meer speciaal mij betreffen. Ik dacht met Jany te kunnen praten, maar dat valt niet mee. En ik weet ook wel waarom. Er is een kant in Jany (dit blijft volmaakt onder ons, want ik verzet er mij zelf tegen) die mij meer en meer tegenstaat: zijn mondaine gekwebbel soms, en zijn toch-‘Kring’-kant. De fout ligt geheel bij mij, want Jany hiernaar beoordeelen is waanzin. Maar ik zie ook geen reden om verstoppertje te spelen met dit ... instinct. Daarnaast heb ik altijd veel reëele waardeering en vriendschap voor Jany, maar laat ons zeggen dat hij de eerste zou zijn onder mijn vrienden dien ik zou opgeven, als ik me werkelijk door het leven of iets anders gedwongen voelde om me in dit opzicht schrap te zetten. Niet lang geleden had ik trouwens een minder vriendelijke briefwisseling met hem - wij besloten toen van beide kanten om het als een idiote en booze bui te beschouwen, om het in zeker opzicht ‘valsche’ van brieven te erkennen en hier in Parijs te praten: ‘aan een tafeltje in de zon’. De zon is er volop, tafeltjes zijn er al bij de vleet geweest, maar het gesprek komt heelemaal niet. Ook niet van mijn kant; ik ben minstens even ‘schuldig’ in deze ietwat melige historie, zooniet méér. Ik zou je erg graag terugzien, maar Slau heeft op de ééne vacantie, waarover wij beschikken, beslag gelegd. Hij zit nu in Tanger, in een leeg maar ‘eigen’ huis, en is een praktijk begonnen die hij weer heeft moeten stop zetten omdat hij erg van asthma, etc. te lijden heeft. Hij zit zonder Darja, die in Holland en België danst, en voelt zich totaal beroerd: eenzaam, ziek, zonder vooruitzichten. Hij wil koppig volhouden, om vooral niet naar ‘het Hollandsche geknoei’ terug te gaan, maar weet bijna vooruit dat hij het physiek zal moeten afleggen, zooniet moreel. Hij dringt er nu telkens erg op aan dat ik bij hem kom, omdat hij mij nu al 1½ à 2 jaar niet gezien heeft, geen enkele maal na mijn moeders dood. En hij wil Bep en mij logeeren, wat ons erg aantrekt, ook om Tanger. We hebben nu dus het plan om in Juli | |
[pagina 38]
| |
voor een 3 weken naar hem toe te gaan; dan kan iemand hier in het slappe seizoen de krant waarnemen (Antonini bv., die vlak bij ons woont). Maar inderdaad, wanneer zie ik jou dan? Kan je niet over Parijs terug, om mij te zien, inpl. van over Duitschland? Wat moet je in dezen tijd in dat rotland? Er is nog een kans dat we niet naar Tanger kunnen, omdat mijn schoonzuster uit Indië in Juli zou kunnen komen. Ik moet haar dan absoluut spreken, ook met het oog op Gille, wiens opvoeding zij half en half aangeboden heeft voor haar rekening te nemen. En op nog andere dingen, te lang, te gecompliceerd en te vervelend om hier te vertellen. Grenoble was erg aardig, ja, dat schreef ik je al.Ga naar voetnoot2. Vooral 4 dagen in Claix, bij het landhuis van Stendhal. Het heeft Bep en mij erg opgeknapt; ook de ‘mogelijkheid’ nog van zooiets! Op het oogenblik is het hier in Parijs zelf ook erg prettig, vanwege de zon en de ongelukkige erfenisrestjes die we nu op ons spaarbankboekje bij de post hebben belegd! Als ik het bolwerk zooals ik het me voorneem, zijn we nu toch wel 2 a 2½ jaar gered. Maar wat daarna gebeuren moet is ‘ondenkbaar’. Wat kan voor mij een uitkomst zijn, in dezen? Wat je van jezelf zegt, lijkt mij grootendeels zeer juist. Je bent wschl. in een periode waarin je aan jezelf meer werken moet, dan aan literaire getuigenissen en objecten. Of er werkelijk een romancier in je steekt, blijft zeer de vraag; toch geloof ik dat je je zeker ook in proza nog wel in je volle kracht zult laten zien, als je - opeens misschien - jouw prozavorm gevonden hebt. Ik ben tenminste erg blij te merken dat je je niet laat ontmoedigen. Dat je zoo scrupuleus doet tegenover Vera is voor mij nog altijd een zwakheid en niet consequent met wat je zelf zegt van je gevoel dat, deze jaren, je werk er minder toe doet. Vera of Angèle, qu'importe; zoolang je uitgever er iets in ziet. Geschreven heb je het tòch. En 2 woorden in de inleiding kunnen aangeven (wat in Holland bovendien iedereen weet), dat het ouder is dan Angèle. Nog wat: Vera is als ‘lyrisch verhaal’ - dus zooals het nu is - ‘kunstkritisch beschouwd’ beter, gaver, dan Angèle als ‘roman’. Ik voor mij geloof dat je ze later beide onder handen moest nemen er er 2 verhalen van maken, elk van 60 blzn. maximum; Angèle is ook een ‘verhaal’; meer niet (in wezen). - Toch moet ik je nu plechtig iets beloven: als je werkelijk doodgaat, zooals je in je brief uit Mallorca schreef, dan zal ik ervoor zorgen dat je testament in lite- | |
[pagina 39]
| |
raire zaken stipt wordt uitgevoerd! Ik bewaar dien brief zorgvuldig: 1o. omdat het een van de hartelijkste en compleetste vriendschaps-betuigingen is die ik ooit kreeg, maar 2o. voor dat testament!
2 Juni. Gisteravond is Jany vertrokken. De laatste dagen waren erg aardig; ik heb het tenslotte ook met hem op dat gesprek gekregen, al was het niet in de zon maar in een Italiaansch restaurant. Hij zegt dat het bij hem vooral ‘mildheid’ is, als hij tegenover zoovele twijfelachtige menschen en dingen zacht gestemd blijft, dat hij eigenlijk ‘goeiïg’ is, en zoo; en dit is ongetwijfeld waar. Alleen: het is bij mij ook waar, op een enkel moment na, waarin ik werkelijk opeens giftig worden kan. Maar het doet er niet toe: Jany blijft me toch erg sympathiek, en er is iets absoluut authentieks in hem dat ik niet zou willen missen - ook als hij mij door andere kanten van zich verwijdert tegelijkertijd - en dat geen ander me geven kan. De vriendschap tusschen Jany en mij blijft een half mysterie, maar dat is dan ook op zichzelf iets boeiends. En daar hij ‘milder’ tegenover mij moet staan, dan ik (soms) tegenover hem... Ik heb je van alles te vertellen, maar heusch, vergeef het me: ik vind er den tijd niet toe. Als ik alleen maar op al je vragen uitgebreid antwoordde, zou ik 6 à 8 blzn. noodig hebben, en ik verga al van het andere schrijfwerk. Vooral nu - nu Jany ons een extra-vacantie bezorgd heeft, die achteraf toch betaald moet worden. Nu toch maar een paar vragen, 1. Malraux heeft inderdaad gevaar geloopen, maar niet zooals je denkt. Van landen was geen sprake. Ze hebben de stad ontdekt maar alleen overvlogen en gekiekt; het gevaar was puur van ‘aeronautischen’ aard.Ga naar voetnoot3. Met T.E. Lawrence heeft het totaal niets te maken.Ga naar voetnoot4. En waar de echte T.E. zit, weet ik niet. - 2. Ik geloof wel dat ik je garandeeren kan, dat ik geen priester zal laten halen. Als ik bedenk dat die pastoor een smoel hebben kan als dat van Van Duinkerken, bezwijk ik misschien meteen van dégoût; laten we daarop hopen. - Bep vindt het prachtig dat je zoo'n berouw hebt over je katholiseerende periode en kan zich nogmaals totaal met je vereenigen in je afschuw van Holland. Daarheen teruggaan is ook | |
[pagina 40]
| |
haar schrikbeeld; het mijne ook wel, maar uiteraard weet ik minder dan jullie waar ik aan toe ben - al is ook dit relatief en al weet ik het eigenlijk verdomd goed! Ik zag laatst Matthijs Vermeulen met Jany - sprak hem overigens niet. Hij zag er, zoo gezien, erg goeiïg en welvarend uit, met een glad en bol gezicht, ook een beetje een veekooper en een ras-Hollander, geen twijfel aan. Maar hij schijnt het heel moeilijk te hebben, leeft als wij van ‘brieven’ (voor een krant in Indië) en woont in een soort arbeidershuis buiten met vrouw + 4 kinderen. Verdere vragen: 3. Het boek van Robert Francis is een soortement Grand Meaulnes, maar met zacht- en sprookjesachtig gekleurde kinderherinneringen, precies het ‘valsche’ genre, voor mijn gevoel. Ook nogal langdradig en vervelend (Je bedoelt toch La Grange aux trois Belles?) - Wat ik je moet aanraden weet ik absoluut niet. Ik lees zelf alleen maar wat ik moet, en iets sensationeel goeds is er niet verschenen, na Céline en Malraux. Misschien La Comédie de Charleroi van Drieu, oorlogsherinneringen, maar erg persoonlijk, veel meer ‘een mensch in den oorlog’ dan een ‘boek over den oorlog’. Men zegt dat het zijn beste boek is. En ken je Mors et Vita van Montherlant? Ik denk dat dat je inspireeren kan, om het ‘klimaat’. Voor Terzij de Horde,Ga naar voetnoot5. bedoel ik vooral. Als je het wilt, kan ik het je zenden. De bloemlezing van Prévost uit Montaigne is, voor zoover ik weet, nog niet uit. 4. Natuurlijk zou je Het Vad. best kunnen doen; goed Fransch ervoor kennen is onnoodig; tenminste, je kent het goed genoeg. Maar we zullen dit baantje wel moeten vasthouden, als ik niet iets werkelijk goeds vind, en dat ons dan nog naar Holland drijft! En ik weet ook niet of je dit werk voor jezelf zou kunnen; het heeft iets erg ontmoedigends. Min of meer raak je er toch door verpest, al zegt Menno terecht dat het niets verhinderen kan wat er werkelijk uit moet. - Bep maakt het nu best; een tijdje geleden was ze moe, nu is ze eigenlijk zoo goed als ze maar zijn kan, al blijft ons tegenwoordig bestaan een rare smaak hebben, zoowel voor mij als voor haar. Maar tragisch is het heelemaal niet, en het in Parijs wonen heeft toch veel aardigs, vooral in den zomer. Wij wonen hier althans in een prettige buurt en hebben een ‘stamcafé’ dichtbij, waar we telkens uitblazen, vooral als het weer, zooals nu, prachtig is. Voilà; neem dit voor lief, ik heb heusch erg mijn best gedaan! Ik | |
[pagina 41]
| |
heb zelf het gevoel dat ik 1000 dingen met je zou willen bepraten, en ook Rien zou ik graag weer eens zien. Kunnen jullie werkelijk niet over Parijs naar Holland? Veel hartelijks van ons beiden, een hand van je E. |
|