Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd2060. Aan J. Greshoff: Parijs, 30 april 1934Parijs, Maandagavond. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je het gevraagde ex. van Die Sammlung. Houd het in eere, al was het maar om de ongewone vreugde van mij in het Deutsch zu lesen! - Ik kreeg natuurlijk hierop een geblaf aan te hooren van zekeren regisseur Defresne, waarop ik bereids teruggeblaft heb: dit duo in volgende Sammlung. Defresne was zeer verontwaardigd omdat ik Buning en Vic niet genoemd had en voegde daar allerlei bespiegelingen over mijn onwaardigheid om in serieuze tijdschriften (met serieuze redacties) te schrijven aan toe. De goede man had in zijn vriendenijver niet gemerkt dat ik die heele generatie heb overgeslagen, met uitzondering van Jany als bruggetje. Ik heb ook jou nauwelijks genoemd, om dezelfde reden! Heb hem nu aan zijn verstand gebracht dat ik, had ik die dichtergroep besproken, zeker ook Geerten Gossaert, J.C. Bloem en Jan van Nijlen genoemd | |
[pagina 521]
| |
zou hebben, die mij stuk voor stuk even belangrijk lijken als Buning de Groote. Enfin! dit zijn de heerlijkheden van het schrijven voor Holland. Ik at hier met Klaus Mann, die zeer geschikt is: heel jong nog, bij ons oudjes vergeleken: 27, een beetje vlotte mondaine jonkman, die zich ‘Parijs’ heeft eigengemaakt in het milieu Cocteau. Maar met dat al zeker met aardige dingen - niet onmogelijk ietwat pederastisch, althans ‘bi-sexueel’ aangelegd ook - en hij heeft een boek geschreven dat zijn Ducroo is: mémoires van kinds-af tot ± 18 jaar: Kind dieser Zeit. Ik keek het in, en het leek me aantrekkelijk; maar eerst afwachten tot ik het gelezen heb. Ik lees niets meer, sinds ik een copy-koelie geworden ben - althans niets meer voor mijn eigen plezier. O ja, de Politicus van Menno, maar daartoe verplicht weer de vriendschap. Vigny-Dorval heb ik nog steeds niet uit! De vertaling is nu op een oor na gevild. We gaan Vrijdag a.s. - dan is de vertaling af - naar Grenoble, voor een dag of 8. (Zal je een briefkaart sturen!) Dan, na terugkeer, een paar essays en artikelen wschl., dan weer met alle macht aan Ducroo. De copy moet in principe in October a.s. worden ingeleverd. Liepmann is niet erg sympathiek, maar zoo abject als men zegt, lijkt hij mij toch ook weer niet. Hij houdt zichzelf naïevelijk voor een ‘beroemd auteur’, maar is daarnaast nogal zielig en op bohème-manier geschikt. Enfin, ik ken hem tenslotte heelemaal niet en ben ook volstrekt niet op intiemere omgang gesteld; ik wil niets meer zeggen dan dat hij wel iets aardigs heeft. Maar misschien is het bij nadere beschouwing een mythomaan, hypocriet en oplichter, wie weet? Toch doet dit alles niets af aan zijn ‘zaak’, die zoo gezond is als Holland labbekakkig; ce qui n'est pas peu dire. Maar zijn brief aan Colijn bevalt mij maar matig, en de 1e lezing (die ik heb laten veranderen) was véél erger. Liepmann is nu voor een dag of 14 naar de Côte d'Azur, voorloopig gebeurt er dus niets, denk ik. Verder geen nieuws, dan dat ik Woensdagmiddag eindelijk Larbaud ontmoeten zal. Ik verwacht niet erg veel, en toch!... Ik schrijf of vertel er je nader over. Wanneer kom je nu bij Potzewiel?Ga naar voetnoot1. Schrijf spoedig eens uitgebreid over jullie en zoo: liefst vóór we naar Grenoble gaan. | |
[pagina 522]
| |
Hartelijke groeten, ook van Bep, en voor Atie en Truida en je secretaris Varangot, als hij je secretaris geworden is. Steeds je E. |
|