Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1955. Aan J. Greshoff: Parijs, 5 februari 1934Parijs, 5 Februari. Beste Jan, Ik begrijp niet veel van je verplaatsingen, want ik waande je in Holland. Ben je alweer terug? Of moet je nog gaan? Schrijfje mij nu precies wanneer je mij in Brussel hebben kan, want den 25en zou je er ook niet zijn en toch spreek je van ‘eind van de maand’. Ik zou wel graag ditmaal iets met je vaststellen, ook met het oog op onze eigen plannen. Waarom is het zoo vreemd dat ik De Waterman goed vind? Ik heb er hoopen over te zeggen, in de eerste plaats dat het van een ‘zakelijk proza’ is (geen enkel mensch die niet idioot was heeft gemeend dat | |
[pagina 440]
| |
dat ‘onbewogen’ moest zijn) waaraan de heele bent derjongeren een puntje kan zuigen; verder is het zoo op-en-top Arthur, zoo absoluut zijn boek van nu, dat dat op zichzelf al bizonder veel voor me beteekent. We zullen er nader over praten. Menno, aan wien ik ook mijn bewondering schreef, schreef terugGa naar voetnoot1. dat hij bij de lezing ook getroffen was door ‘de buitengewone zuiverheid’ van Arthur, dat in dit boek niets was van ‘de saccharine van de Theun de Vriezen en Helmans'. Als ik wat meer tijd had en mij niet zoo ongelukkig voelde, schreef ik een groot stuk erover in Forum; misschien doe ik dat toch nog. Maar eerst moet ik van dit vertaalwerk verlost zijn. Ik deed nog maar 90 blzn., en deze kamer is voor werken afschuwelijk, merk ik iederen dag. En het appartement is quasi-onvindbaar, tenminste voor ons armeluis-beursje. Ik schreef Van Kampen op zijn knullig briefje dat ik nu besloten had met Querido in zee te gaan. Vanmorgen kreeg ik ingesloten briefje. Ik heb een moment op het punt gestaan hem te schrijven - in beleefde termen - dat hij voor dergelijk politiewerk zich tot andere smeerkanessen kon wenden; bij nadere beschouwing, en 's mans vriendelijkheden in aanmerking genomen, heb ik hem toch nog uitgebreid geantwoord: copie gaat hierbij.Ga naar voetnoot2. Zend mij deze beide ‘bijlagen’ terug. Ik ben benieuwd om zijn ontwijkende praatjes te lezen, want daarin alleen is hij een bolleboos. Ik heb me tegenover deze menschen uiterst vriendelijk en mededeelzaam gedragen, ze volledig op de hoogte gehouden, enz. Maar het zijn twee voorzichtige, sloome krentenkakkers, en ook als handelsman van het vervelende soort. - Je kunt doen en laten wat je wilt, ik raad je alleen aan om je roman ook bij Zijlstra of Querido uit te geven, als het zoover is, en dit gemem te laten voor wat het is. Krijg ik nu weer een idioot briefje terug, dan zal ik mij - al is het met treurnis in het hart - onvriendelijker gedragen dan ik tot dusver deed. Het briefje dat de man mij schreef over Ducroo was van een doorgefourneerde, bête-handelsmanachtige halfzachtheid. Ook dat zal ik je sturen, als het je interesseertGa naar voetnoot*; zijn ‘aanwijzingen’ alleen zijn al goud waard! Een auteur is voor hen een leverancier van door het publiek geëischte waar. Nu is dat ook zoo, zal je misschien met de | |
[pagina 441]
| |
wereldwijsheid zeggen die je sedert eenigen tijd belijdt; ik antwoord dan dat er goddank altijd auteurs bestaan hebben die het verdomd hebben met zulke hooge zienswijzen mee te gaan. En après tout, niets zal mij bewijzen dat Querido niet zich 10 × coulanter gedragen heeft dan de pa en zoon ‘van kampen en zegevieren’, die het in deze tijden zeker af zullen leggen als ze die fraaie leus zoo 19e-eeuwsch labbekakkig naleven, als ze het nù doen. Ik vind dat opvragen van Querido's brief werkelijk nogal aardig onbeschoft. Jij niet? - Schrijf nu geen woord over dit alles aan dien ‘goeien Bob v. Kampen’ en zeg mij alleen wat je ervan denkt. Met hartelijke groeten steeds je E. |
|