Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1935. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 22 januari 1934Beste Engelman, Inliggend papiertjeGa naar voetnoot1. werd mij eergisteren hierheen gezonden. Manifestaties als deze liggen minder in mijn aard dan je misschien zou denken - maar hier wil ik je toch even zeggen dat ik blij ben je te hebben onderscheiden als ‘een der weinige katholieken met wien men kan omgaan’ en dat ik de aangestreepte passage als het strafste voorbeeld van patserigheid beschouw dat ik in de laatste jaren in onze literatuurpolitiek tegenkwam. | |
[pagina 426]
| |
Nu iets anders. Volgens iemand die het stukGa naar voetnoot2. las moet je in de Nwe Eeuw van mijn stuk over de plankengrootheden gezegd hebben, dat ‘deze redeneering fout moest zijn omdat anders immers het tooneel niet zou bestaan’. Ik vertrouw mijn zegsman niet heelemaal en zou liever het stuk in kwestie lezen; kan je het me opzenden? Als het bovenstaande er in stond, dan alvast dit: Ik heb nooit betwijfeld dat het tooneel bestond, evenmin als ik twijfel aan het bestaan van de kookkunst of de kunst van kleeren knippen. Beste groeten van je EduP. Parijs (16e), 19 rue de l'Yvette 22 Januari. |
|