Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1895. Aan D. Bolle: Parijs, 5 december 1933Parijs, 5 December. 19, rue de l'Yvette Paris (16e). Zeer geachte Juffrouw Bolle,Ga naar voetnoot1. Hierbij een lijstje van mijn publicaties, in de juiste volgorde. Tenminste: ongeveer. | |
[pagina 397]
| |
Een portret van mij heb ik niet, maar Greshoff heeft een flinke vergrooting laten maken van een foto van hem en mij onder het standbeeld van Diderot in Parijs; mij dunkt dat dat veel aardiger is, en hij zal het u zeker graag zenden, als u het vraagt. Ik kom inderdaad tegen kerstmis in Holland; althans, dat is nu het plan. Maar de plannen die ik maak gaan nog maar zeer ten deele op; u zult van Greshoff misschien weten hoezeer, na mijn moeders dood, mijn omstandigheden zich gewijzigd hebben. Ik schreef vanmorgen, even voor uw schrijven kwam, een noodbrief aan Gresh. om te probeeren een baantje voor me te krijgen bij Vooruit, de krant van P.G. van Hecke. Ik kan u moeilijk een beter bewijs geven hoezeer ik bereid ben alles aan te nemen dat mij uit mijn huidige situatie kan brengen. Ik heb de laatste maanden hard gewerkt aan een boek, dat echter 2 × zoo groot zal worden dan ik mij aanvankelijk had voorgesteld, en dat ik feitelijk alleen kan voortzetten wanneer een gedeelte ervan in een tijdschrift verschijnt. Ik heb mijn hoop nu gesteld op Groot Nederland (Forum is te klein in de nieuwe vorm die met Januari begint), maar als Coenen er niet voor voelt omdat ik er wel erg ver van af ben, vrees ik, om het talent van Taai Agen Moro te bezitten, schei ik er mee uit en wacht desnoods een jaar, tot er betere omstandigheden komen. Ik mis den tijd, de rust, alles, om dit werk behoorlijk voort te zetten. De journalistiek is allesbehalve ideaal, maar ik heb niet bepaald de keus meer. Ik had nog andere plannen: o.a. een groote koloniale bloemlezing samen te stellen, die gaan moet, als de zaak goed wordt aangepakt. Maar Van Kampen is o zoo voorzichtig en Meulenhoff heeft er niets voor over en Querido... dat moet ik afwachten. Het liefste van alles zou ik in een uitgeverij werken. Ik ben om verschillende redenen daarvoor geknipt, lijkt mij; ik ben in de Hollandsche en buitenlandsche literatuur meer ‘wegwijs’ dan bijna ieder ander Hollandsch literator; ik werk vlug en koppig, als ik mij ergens aan gezet heb. Ik heb tegen mij: mijn polemische reputatie en mijn niet-zakenmanschap, tot dusver. Maar dit laatste is nooit serieus geprobeerd; tot dusver heb ik er ook alles voor gedaan om mij de luxe te veroorloven het niet te zijn; dit wordt door iedereen uit het oog verloren. In ieder geval, met een ander die dan wèl zakenman | |
[pagina 398]
| |
is naast mij, moet ik als werkkracht toch zeker wel te gebruiken zijn? Toen ik uw brief vanmorgen kreeg, had ik het gevoel van een ‘mogelijkheid’. Ik heb dit gevoel in mijn tegenw. omstandigheden gemakkelijk, maar ééns zal het toch niet bedriegen. Kortom: is er in uw reorganisatiebedrijf een plaats voor mij? Als u er eenig heil in ziet en het met mij kunt (en wilt) probeeren, kom ik graag direct over om met u te praten. Doet u het overigens niet dan wanneer het ‘serieus’ is, zooals de Belgen zeggen; ik ben hier op het oogenblik bezig mijn vrouw te helpen in het Parijsche correspondentschap dat wij samen hebben en dat onze eenige vaste bron van inkomsten is, en heb dus weinig vrijheid. Als u denkt dat er voor uw plannen iets ‘uit mij te halen is’, schrijft u mij dan op welke voet wij kunnen beginnen. Ik ben bereid hard te werken en mij volkomen in te stellen op de zaak, niet op het ‘heil van de literatuur’ of zoo, tenzij de twee werkelijk samen kunnen gaan. Is het uw bedoeling ook de uitgeverij te reorganiseeren of alleen de boekhandel? of eerst het eene en dan het andere? Ik heb verscheidene plannen voor de uitgeverij, die ‘in het teeken van den tijd’ staan. Deze kunnen we eventueel beter bepraten. Ik heb niet de minste neiging u te helpen aan onmogelijke hoewel sympathieke plannetjes; integendeel, ik wil zelf een leerschool doormaken van zakelijk zien. Het is mij tenslotte onmogelijk te gelooven dat menschen die 10 × minder van boeken en stroomingen afweten dan ik, in het uitgeversbedrijf zouden slagen en ik er niets van terecht zou brengen, du moment dat ik evenals zij mij toeleg op het verkoopen, zoo mogelijk van ‘nieuwe’ of ‘betere’ lectuur, maar niet noodzakelijkerwijs. Wilt u mij omgaand schrijven? Ik weet allerminst of uzelf een zakenhoofd heeft; als dit zoo was, zou het mij niet verwonderen. Vrouwen die zich intens op zaken toeleggen, hebben meestal iets aangeborens op dat gebied, en u hebt aan juffrouw Engeltje MantelGa naar voetnoot2. kunnen zien hoe aardig de zaken opeens kunnen loopen. Als u mij als medewerker neemt, heb ik in ieder geval de noodige relaties in Hollandsche literaire kringen (ook in buitenlandsche, als dat noodig mocht blijken). Ook met de tentoonstelling zou ik u actief kunnen helpen. Maar u schrijft: vóór 12 December, dat is wel erg gauw. Een MS. voor u heb ik niet, of u zou u moeten tevreden stellen met een paar hoofd- | |
[pagina 399]
| |
stukken uit het boek waar ik nu mee bezig ben. Het is wschl. toch om het handschrift te doen, niet om de imposante opstapeling? Als u die hfdstn. hebben wilt, schrijft u mij dat dan per keerende post; ik stuur ze u dan onder voorwaarde dat u er goed voor zorgt. Tot zoover; misschien heb ik noodeloos een heeleboel geschreven. Geloof mij in ieder geval met vriendelijke groeten, gaarne uw dienstwillige EduPerron
Mocht u zelf geen werk voor mij hebben, wilt u dan om u heen zien of u niet iets voor mij kunt ontdekken. Ik weet niet alleen wat een boek bevat, maar heb ook kijk op het maken van een boek, en ik leer vlug aan wat ik nog zou moeten leeren. |
|