Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
1743. Aan A. Roland Holst: Bellevue, 28 augustus 1933Bellevue, 28 Aug. Beste Jany, Bijwijze van ontspanning gedurende het schrijven van Ducroo heb ik de laatste hand gelegd aan mijn essaybundel. Ik vrees dat het een bundel wordt van over de 300 blzn. en dat ik er geen uitgever voor vind! Vandaag lijkt hij mij geheel klaar (2 stukken liggen nog in de portefeuille van Forum, maar die komen wel tijdig binnen). Bijwijze van voorwoord schreef ik gisteren een soort brief aan jou,Ga naar voetnoot1. aangezien de bundel aan jou is opgedragen. Die brief stuur ik je hierbij. Lees hem, stuur hem mij terug en zeg mij geheel oprecht of je hem goed vindt; - ik ben daar nl. niet zeker van. Het is ongeveer wat ik je te zeggen heb, het geeft ook wel precies aan wat het contrast, en toch ook wat de overeenkomst is tusschen onze houdingen tegenover de ‘levende literatuur’, maar après tout is het misschien toch te literair - ik kan mij gemakkelijk voorstellen hoe men dit verkeerd kan uitleggen. Nu kan deze men mij in dit opzicht werkelijk niets schelen: het voornaamste argument dat zij kunnen geven is dat jij een ‘prins’ bent, een van God begenadigde, uitverkorene etc. en ik op mijn best een vaardig schotschrijver, en ik heb, ook dieper-in, de overtuiging dat deze voorstelling wat simplistisch is. Als mijn bundel niet, bij al het actueele ervan, de feilen van het polemische enz., den stempel draagt, het accent heeft van ‘iemand’ er achter, dan kon ik al die artikelen gerust laten waar ze nu zijn. Maar ik geloof meer en meer aan mijn inzet, in dat verdomde Holland; aan mijn waarde als tegengif tegen allerlei ‘verhevenheid’ uitademende boerelullen (Anthonie Donker is het specimen-verguld-op-snee hiervan). Mijn bedoeling is ook dàt in dien brief te laten uitkomen: dat mijn bewondering voor jou niet op een vergissing berust, zooals zij graag zouden willen; dat jij en ik niet één soort zijn, maar jij en zij nog minder. Toch is dit alles misschien onnoodig en is je naam in de opdracht duidelijk genoeg. Ik weet het werkelijk niet. Lees jij dien brief dus, en als het jou beter lijkt de opdracht alleen te geven zonder dit soortement ‘verklaring’, dan houd ik het daarbij. Hartelijke groeten van je E. | |
[pagina 270]
| |
P.S. Bep zegt terecht dat die brief in een Fransche, of nog meer een Engelsche, bundel heel aardig zou staan. Maar dit bewijst de literaire kant ervan; en de vraag blijft: hoe staat het in het land van de boerelullen die van iedere geestelijke gratie verstoken zijn, behalve als zij af en toe een rijmend versje schrijven? Het wordt werkelijk een walg, om te weten dat alles wat je laat drukken voor het onbegrip komt van Thonie Donker, Ton van Duinkerken en Theun de Vries, en dat zij de schrijvende en lezende natie vertegenwoordigen op haar best. |
|