Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1633. Aan F.E.A. Batten: Bellevue, 6 juni 1933Bellevue, 6 Juni. Beste Freddy, Gelijk hiermee zend ik je het cahierGa naar voetnoot1. terug - niet uit kwaadheid, zooals je misschien denken zult, met het gebrek aan psychologie dat je soms zoo graag vertoont, maar omdat ik niet weten zou wat ik er verder mee moet doen. Het plezier van het overschrijven was inderdaad geheel aan jou, dat heb ik geen oogenblik betwijfeld. Ik ken dit plezier, als men ieder woord en iedere komma natrekt van een schrijver, die onze liefde heeft, zooals de term luidt. Er was in je laatste brieven een nadrukkelijkheid om punten naast de i's te zetten, die weinig verkwikkelijks had, maar wat mij kregel maakt is een term als ‘zenuwachtigheid’, op mij toegepast in mijn tegenwoordige omstandigheden. Zooiets is geen flauwekul meer, maar gebrek aan fijn gevoel: ik verzeker je dat ik àndere dingen heb om ‘zenuwachtig’ over te zijn dan het proza van mijnheer Couperus vermomd als mijnheer Mestetisz, of onverschillig welke literatuur. Kan je me het adres opgeven van Do Beynon? Dank bij voorbaat. Met beste groeten, je EdP. |
|