Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1601. Aan J. Greshoff: Bellevue, 8 mei 1933Bellevue, Maandag. Beste Jan, Ingesloten een brief van Sander. Commentaar overbodig. Ik kàn na zooiets niet kwaad blijven, ik ben al net zoo gek als jij; en Mary B.W. heeft gelijk: het is eigenlijk omdat Sander zoo'n nul is, dat wij hem toch altijd weer zullen vergeven. En dat niet alleen, ook omdat hij als uitgever tegenover ons toch altijd aardig geweest is. Ik kreeg nu Serena weer terug van Van Kampen. Met een tweeslachtig briefie, als altijd: als ik het per se wil, vooruit dan maar. Ik heb natuurlijk geschreven dat ze het zóó niet doen moesten. En ik vraag 50 pop, en tout et pour tout, voor die vertaling. Enfin, voorloopig werk ik alleen aan Ducroo. En ik lees daarbij.... excerpten uit de Grieksche wijsbegeerte van ons aller vriend Casimir!Ga naar voetnoot1. Zeer interessant en boeiend, moet ik zeggen, niet om den Casimir, maar als ‘oerstof’. Vergeet niet mij de Nietzsche van Halévy te zenden of Vrijdag mee te brengen. Zenden lijkt mij veiliger - voor het vergeten. | |
[pagina 151]
| |
Zeg Atie maar dat ze mij niet zoo uitgebreid schrijft, als ze wat anders te doen heeft. Ik ben nu alweer gerustgesteld. Hartelijke groeten van je E. |
|