Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1560. Aan F.E.A. Batten: Bellevue, 15 april 1933Bellevue, Zaterdag. Beste Freddy, Dank voor je lange brief. Ik antwoord op alles, ofschoon in ‘telegramstijl’, Zend me het stukje uit Maurits wanneer je wilt. De heer van de PreangerbodeGa naar voetnoot1. heb ik ook gekend, maar hij was maar Maurits z'n zoon! Een brave man, maar talent nihil. De Stille Kracht heeft voortreffelijke momenten; jammer alleen | |
[pagina 114]
| |
dat C. de behoefte had om op z'n ‘tachtigsch’ fiorituurtjes te maken overal waar hij niets te vertellen had. En dan is het heel erg opeens. Laat je niet te veel imponeeren door Louijs. Hij was meer glad, dus brillantine-achtig, dan brillant. Het was een eerlijk erotomaan, die daarbij veel van de ‘Oudheid’ wist, maar te zeggen had hij niet veel. Wschl. heel wat minder (ook op het stramien van de ‘Oudheid’) dan Couperus. Maar daarom waren zijn ‘reconstructies’ beter - als je dàt bedoelt. - Dat C. Larbaud zou hebben gelezen voor zijn plezier is inderdaad niet onmogelijk. Van Gide zou hij wschl. niet gehouden hebben, tenzij op één punt; om een soort vrijmetselaarsschap. Die 26 verzen van GreshoffGa naar voetnoot2. zijn goedbeschouwd 26 strophen van één gedicht. Quelle importance, verder?? Maak je niet ongerust over mijn ‘taille’. Ik ben even iets magerder geworden, maar nu wel weer in den ouden vorm... Een overdruk van het gesprek over het detective-verhaalGa naar voetnoot3. kan ik je niet bezorgen, en ik vrees dat je ze ook niet meer krijgen kunt. Het beste is een nr. te koopen van Groot-Nederland. - Uren met Coster is officieel nog niet uit; begin Mei pas. Ik zal je geen ex. kunnen sturen, ik heb er zelf te weinig. Wat Tegenonderzoek betreft, wschl. wèl, maar anders zal ik Stols schrijven dat hij jou een ex. apart verkoopt. (Ik begrijp zijn idee trouwens niet.) De titel Uren met Dirk Coster is van mijn tegenwoordige vrouw (toen nog niet met mij ‘in den echt verbonden’). De ‘tegenstem’ was dus een bescheiden toevoegsel van mijzelf. Bestiaire van Apollinaire is totaal uitverkocht en zoowat onvindbaar. Het was een klein boekje met korte verzen onder houtsneden van Raoul Dufy. Sommige waren bizonder aardig. Van het proza kan je het best lezen: Le Poète Assassiné. Ook L'Hérésiarque. Het zijn 2 bundels korte verhalen, dikwijls heel slordig geschreven, maar soms geniaal. De ‘pornografische’ roman die ik noemde heet Les Onze Mille Verges (= roeden = lullen), niet Vergers! Poging tot Afstand zal ik je door Greshoff laten sturen die er, meen ik, nog een gered ex. op Hollandsch van heeft. Het is overigens zeker géén ‘poëtisch supplement’ op Een Voorbereiding, dat er weinig mee te maken heeft, maar op Bij Gebrek aan Ernst (geheel in denzelfden tijd ontstaan). Ik vrees overigens dat je dat boekje toch wèl zult moeten lezen als ‘een duPerron die voorbij is’. Tenzij voor eigen gebruik | |
[pagina 115]
| |
anders; maar dan bezijden de (‘objectieve’) Waarheid!Ga naar voetnoot4. In de opmerking van Rudie over proza en poëzie is een prachtige verwarring tusschen ‘toon’ en ‘wezen’. Ik vind zoo'n uitspraak best; ik zou alleen maar willen weten wat dan het ‘wezen’ van poëzie voor R. is. Zijn uiterste consequentie zou zijn dat Coster nooit ‘proza’ en altijd ‘poëzie’ geschreven heeft. Waarom ook niet? Nogmaals dank voor het te sturen overschrijfsel; hart. groeten ook aan Rudie, van je EdP. |
|