Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1392. Aan J. Greshoff: Bellevue, 3 december 1932Bellevue, Zaterdag. Beste Jan, Procédons par ordre: hierbij de brief van Menno terug; - het antwoord van Esser kan tòch nog te pas komen; - Boucher hééft nu geschreven (stuurde me een Harnas op Japansch), Van Kampen niet. - Ik heb gisteren weer aan de Vrijdagtafel gegeten, en daar vernomen dat Hans van Loon een broer is van den grooten dikken Van Loon van de krant van WybrandsGa naar voetnoot1.: een ploert van een vent, op wie gezegde Hans heelemaal niet lijkt - physiek, moreel weet ik er tenslotte niets van. Het was nogal gezellig; Voorbeytel is een beste, hoewel ongetwijfeld vrij domme, vent. Toch vind ik den toon aan dit tafeltje bizonder verkwikkelijk, vergeleken met den toon van allerlei ‘artisten’. Ik sprak ditmaal ook Vrede, met wie ik een afspraak maakte voor een bezoek aan het Hollandsche gebouw van de Cité Universitaire. Alles leek voor mij geknipt, aan de bibliotheek daar; ik sprak nl. met Vrede over de uitgaven van het Bat. Genootschap, die ze net gekregen hadden, dus ik maakte natuurlijk echt een ‘goede beurt’; Vrede zelf was heel vriendelijk, ofschoon hij er ziek en moe uitziet (misschien zelf erg geoccupeerd met ‘zorgen’) - maar que veux-tu? tenslotte is er geen geld. Wel werk, maar geen geld. Enfin, ik heb gezegd dat ik beschikbaar was. 's Middags naar de Nationale gegaan, alwaar Bep een brief voor Het Vaderland heeft geschreven! Misschien nog veel te goed, ofschoon zij het gevoel had dat het kinderachtig was als een schoolopstel. Kortom, zij wil in ieder geval hebben geprobeerd; ik heb dus een begeleidend briefje aan Pannekoek geschreven, en de boel werd | |
[pagina 490]
| |
per avion verstuurd. Het zal wel niks worden, maar het geweten is hierna misschien stil. Als zij het wèl krijgt, tegen iedere verwachting in, ben ik nog niet gelukkig, want dan komt het erop neer dat ik tenslotte tòch mee moet doen! 's Avonds aten we met Delmas en zijn vriendin (een Zwitsersch meisje, eig. van adel: Mlle de Lavala, maar hier in Parijs door Delmas van ‘de baan’ gered); het was erg geanimeerd en aardig. Hij liet me je brief zien, waarmee hij zeer in zijn schik was; hij zou alleen graag wat adressen van Brusselsche boekhandels van je gekregen hebben - omdat hij een geweldige lijst heeft van die heeren, maar natuurlijk absoluut niet weet waar hij probeeren kan en waar niet. Over de journalistieke mislukking zijn we het nu goddank eens. - Hierbij de rest van het detective-stuk. Het ding dat ik vertaal is van Walter Savage Landor, de ‘prins van het Engelsche proza’, een soort Arthur van Schendel uit dien tijd, maar in het scherpzinnige. Arthur zelf valt me anders reusachtig mee; hij is toch wel erg aardig in menig opzicht, een vaderlijke, humoristisch aangelegde man, en voor één ding zou ik hem al alles kwijtschelden: zijn werkelijke waardigheid van leven, zijn afschuw van ambtelijk-literaire flauwekul. Hij sprak mij van een Italiaansche revue van jongeren, waarvoor verhalen uit het Hollandsch zouden moeten worden vertaald, maar ‘echt goede’, om een ‘echt goed figuur’ te maken. Hij had daarvoor gekozen: De Vliegende Hollander van Hennie (ofschoon hij het niet eens zoo erg goed vindt, en bovendien is het meer een prozagedicht, maar soit); Larrios (ofschoon het te lang was) en iets van Helman (keuze aan Helman zelf overgelaten). Meer kon hij niet vinden. Ik wees hem op De Pen op Papier van Pom; op iets van mijzelf kon ik hem niet wijzen! Maar het is toch wel grappig, dit onbegrip van Arthur. Larrios is voor hem natuurlijk goed, alleen omdat het ‘romantisch’ is, en ondanks de stijl. En ik heb niet de minste fidutie in die ‘veel knappere’ Italiaantjes, die hij protegeert, ofschoon ik het idee van een uitwisseling met Italië op zichzelf heel aardig vind. We zouden misschien een nummer van Forum aan die heeren kunnen wijden, als Menno en Maurice daarmee accoord gaan. Volgens Arthur zou jij de inleiding schrijven voor de jonge Hollanders. Ik zou daar iets van maken, van dat idee. Het stuk van Landor is geen mystificatie, maar ik vertaal naar Larbaud, omdat de Engelsche tekst onvindbaar is (verspreid in een heel zeldzaam tijdschrift). Ik vertaal het met plezier, over een paar dagen is het wel af en zend ik het je, om Coenen aan te bieden of een an- | |
[pagina 491]
| |
der(?) - Vanavond komt mevr. Buckland Wright bij ons op de boterham, daarna gaan we samen misschien naar een lezing van Léon Daudet. Nu, later meer. Veel hartelijks van ons twee - je Ed.
P.S. - We kregen van Menno voor Sinterklaas de Letters of D.H. Lawrence cadeau, een razend duur boek! Die Menno is toch werkelijk, met jou, onze goede genius in dezen tijd! |
|