Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 441]
| |
1336. Aan J. Greshoff: Bellevue, 2 november 1932Bellevue, Woensdag. Beste Jan, Menno is alweer vertrokken. Hij zei ons dat hij jou aan het station had gezien en hoe jullie je geamuseerd hebben met de photo. Wel, ik vind die photo ook opperbest. Vandaag spreek ik PaulhanGa naar voetnoot1. op de N.R.F., omdat Hellens die ontmoeting in elkaar heeft gezet; maar, onder ons gezegd, ik stel me er maar weinig van voor. Verder zag ik in den laatsten tijd veel gangster-films, een soort goedkoope arak, waar mijn geestelijke maag nu ook alweer aan gewend is. Ik beschouw het trouwens als materiaal voor mijn studie over het detective-verhaal. Dit wordt een groot stuk in 2 deelen: I. Het Detective verhaal in het algemeen (titel bv. Het Mysterie van het Mysterieverhaal); II. Sherlock Holmes. - Je schreef me nog steeds niet of je het hebben wilt. Ik sprak - we spraken, Menno, Bep en ik - den langen Valentijn; bij ongeluk tegengekomen op de bould. Montparnasse. Je ontmoet iedereen, zoodra je daar in de buurt komt. We zagen Hans van LoonGa naar voetnoot2. met vrouw en kroost voor ons uitloopen, en in het café Flore zaten we samen met Den Doolaard. Misschien is het omdat mijn stukje nog niet uit is, maar, ofschoon ik zeer ‘en évidence’ ben gaan zitten, hij is niet naar ons toegekomen, zelfs niet om mij het pak slaag af te leveren. Van Uytvanck was zeer geschikt, hij zag er slecht uit, en over het algemeen een beetje zielig. Ik heb èrgens toch een zwak plekje voor die snijboon, het hindert mij altijd alleen maar dat hij zoo onbeschoft veel te lang is. Hij komt hier morgenavond ‘op de boterham’. Willink vroeg, terecht! waar het artikel over hemGa naar voetnoot3. bleef. De heer Bremmer gaat nu ook over hem schrijven.Ga naar voetnoot4. Wij zijn, nu jij afvalt, verplicht om iets-anders-met-plaatjes te zetten in het December-nr.; Van Uytvanck werd de aangewezen man (ook om hem te helpen met wat geld, dat hij nu best gebruiken kan). Maar het spijt me, dat Willink niet meer in den 1en jaargang kwam, - en wel Charley Too- | |
[pagina 442]
| |
rop en Koch. Ik voel het als een gebrek aan vriendschap voor hem; te meer waar wij het hem nu al zóó lang beloofd hebben. Ik reken nu dan ook vast op een stuk van je over hem in Januari; en hoe gauwer je het ms. daarvoor inlevert, hoe beter. Anders wordt het op het laatste nippertje toch weer uitgesteld! Je zult me persoonlijk verplichten (en me redden van een nieuw figuur tegenover Willink) als je dat stuk nu werkelijk gauw schrijft. Ingesloten een kritiekje, wschl. van Buning over mij. Ik haal er au fond mijn schouders over op, maar zooiets is toch wel het pijnlijkste wat je overkomen kan: tien jaar poëzie (en proza, al komt dat hier niet direct ter sprake) om deze superieure welwillendheid te oogsten, drie streepjes boven Smit en Bourbon; un galon de plus, quoi? Als je nog ooit dat stuk over mij schrijft (dat je indertijd De Gids wou aanbieden, maar dat je nu in ieder geval kunt plaatsen in Gr. Nederland), dan zou je me een plezier doen als je dààrop wees. Niet in enthousiaste, vlammende termen, maar gewoon analyseerend, zakelijk. Ik bedoel dit: welke handicap krijg ik voortdurend mee, wanneer men aan kritiek als deze bv. vergelijkt met alles wat er over de bundeltjes van Anthonie Donker gezegd en geschreven is? (En voor het proza: over Kuyle zelfs! en Helman.) Waar kwam dat geciteerde zinnetjeGa naar voetnoot5. vandaan? Van dien De Bast heb ik niet gehoord; en onder baron de Cock (dat moet bovendien met een K geschreven worden, meen ik: Merkus de Koek, volle broer van Paul de Koek!Ga naar voetnoot6.) zou het niet mijn voorvader Jean-Roch geweest zijn, maar diens zoon Louis, die al Hollander was, denk ik, zeker géén Namurois. Over Jean-Roch heb ik het volgende in mijn ‘familiedossier’: Geb. circa 1765, kapitein der genie, in gevecht op het eiland Ceylon door de Engelschen krijgsgevangen gemaakt. Vertrok daarna met zijn zoon Louis naar Java. Was circa 1790 gehuwd met Elisabeth Caron. Maakte in 1807 te Batavia zijn testament. Verder dat hij geboren was te Bulon (?), cadet en bombardier (dat vind ik zoo mooi) 30 Juni 1789 (Ceylon), in 1788 in dienst getreden. Zijn zoon Louis (mijn overgrootvader, de kolonel van wien je het portret kent) werd in 1793 geboren te Colombo, was 17 Juli 1807 kadet in Hollandschen dienst. (Hij was toen dus 14 jaar!) In 1811 door de Engelschen gevangen genomen en overgebracht naar Bengalen. | |
[pagina 443]
| |
(Hij was toen 19 jaar!) Vandaar naar Engeland, maar eindelijk ‘uit gevangenschap ontslagen’ ging hij naar Holland, kwam in Dec. 1813 te Hellevoetsluis aan. Werd 1e luitenant bij het 8e bataljon Landmilitie, vocht in 1813 tegen de Franschen bij Den Helder, in 1814 idem te Bergen op Zoom, in 1815 idem in Frankrijk en Brabant (werd hij toèn Namurois misschien, par contamination?) In 1816 kapitein bij het Ned.Ind. leger, in 1817 vertrok hij naar Indië; in 1825 was hij commandant van Magelang (toen zal hij Dipo Negoro bestreden hebben bij den Tidar! - deze datum komt uit met jouw citaat). Verder bracht hij het tot kolonel en commandant van een bataljon infanterie te Batavia, stierf in 1855. - In 1825-26 was hij dus 32 of 33 jaar (mijn leeftijd, dit laatste, op dezen dag: 2 November 1932!) Wel een aardige man, mijn opa, geloof ik, ook al zou hij die parade niet in de war hebben laten loopen. Hij was, schijnt het, èn driftig èn heel goedig. Zijn vrouw heette Johanna Lucretia de Quartel, geb. te Rotterdam in 1792, dus een jaar ouder dan hij. I don't see, really, where the ‘Namurois’ comes in.
Daarnet kwam nog een briefkaart van je. Houd me op de hoogte van de Gr. Nederland-affaire. Schrijf ook waar dat citaat uit is. Tant pis voor Schetsboek. Met Sander moeten Menno en jij het maar uitmaken. Hij schreef me al dat hij Nutt.Verzet niet kan herdrukken, en ik heb hem de copy teruggevraagd. Ik schrijf hem nu dat ik de oude oplaag van dit boek ook vernietigd wil hebben. Hartelijke groeten van ons beiden, ook voor Aty, en jà, kom maar gauw hier. We hebben van allerlei te bepraten, denk ik. Je E. |
|