Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Laat me je direct zeggen dat het mij erg is tegengevallen: de stijl, de manier van presenteeren is wel even aardig als in Charleston, maar het verhaal is langdradig, vol stoplappen (vulsel) en de ‘tusschenvoegsels’ die in Charleston een boeiend eigen leven hadden (zoodat het er niet toe deed of ze ‘logisch’ bij de rest hoorden - of de rest bij hen - of niet) zijn hier dood en nutteloos, je reinste ballast, voor mijn gevoel. Een Vuistslag is een novelle; had een alleraardigste novelle kunnen zijn, met één goed idee erin, van een bladzij of 40. Nu heb je er een vrij vervelende kleine roman van gemaakt. Je hebt misschien niets aan deze kritiek, maar ik signaleer je de gedeelten die voor mij mislukt of onvoldoende zijn: Spel met nymphen (herhaling van een dergelijke scène in Charleston, die veel beter is).Ga naar voetnoot1.Ga naar voetnoot1. - Bezoek aan de giraffe was oneindig aardiger, toen je het mij vertelde.Ga naar voetnoot2. Jacques zou immers aan de giraffe om raad vragen (bv. ‘jij, giraffe, heb jij ooit van een andere giraffe een oplawaai gehad en het probleem gekend van die te moeten teruggeven’) - hier gebeurt daar niets van en dit bezoek is grijs gebleven en zonder verband met de rest. - Otto en Anka bestaan niet, zijn absolute ballast-figuren. - Arnold, of hoe heet de initiateur van Jacques?Ga naar voetnoot3. is ook een schim, en bestaat niet naast Menno's Van Haaften, waar jij toch zulke bezwaren tegen had? - De episode van Paula is een copietje - zeer zwak en bleek - van Celly; misschien bruikbaar voor het gevalletje met Jacques, maar op zichzelf langdradig. - De episode van John en Jacques in 2 verschillende trams zou aardig zijn (of matig aardig) in een tooneelstukje zooals je er wel gemaakt hebt met KelkGa naar voetnoot4.; hier vind ik het kinderachtig en totaal mislukt. - Kortom, het heele boek is voor mij vervat in 7 of 8 hoofdstukken: de historie tusschen John, Jacques en Leopoldine (met ‘buitensmijting’ van alle bijfiguren die hier niet direct mee te maken hebben) - en ik zou zeggen: hoe scherper je ook deze hoofdstukken samentrekt, hoe beter. Het kan zijn dat ik me vergis, maar je zou ook niets hebben aan een opinie die niet geheel de mijne was. Ik zend vandaag het ms. terug aan Bouws, met - minder uitgebreid - mijn gevoelen erover; | |
[pagina 386]
| |
ik ben voor opname van wat ik je hierboven aangaf, tégen opname van het geheel. Ben jij het met mij eens, dan zou je het ms. aan Bouws terug kunnen vragen en zelf de stukken opzenden die afgedrukt moeten worden; voel je er daarentegen niet voor, dan moeten we de zaak in een redactievergadering bespreken. (Roelants moet de tekst dan nog hebben). Mijn Godius-historie bevalt mij steeds minder, ik denk er iets geheel anders van te maken. We hebben genoeg ‘interessante en zwakke’ werken gepubliceerd; vóór we iets hebben dat ons met meer kracht vertegenwoordigt, kunnen we beter zwijgen, vind ik (of kankeren per ‘kritisch proza’!) Als ik er dus niet spoedig iets anders van maak dat ik je in de plaats kan geven, zullen we deze publicatie maar laten vervallen; - temeer daar die mij voor 2 jaar binden zou. Mijn omstandigheden veroorloven mij niet te werken zooals ik het zou willen; wij trekken nog te veel rond. Over een paar dagen gaan we van hier weg naar Parijs om te zien daar iets te huren; misschien dat ik daarna weer wat grooter werk doen kan. Schrijf maar naar Gistoux. Met hartelijke groeten, je E. |
|