Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |
1228. Aan H. Marsman: Spa, 27 juli 1932Spa, Woensdag. Beste Hennie, Als ik zoo ‘ontevreden’ was in mijn brieven,Ga naar voetnoot1. was dat wschl. door Gistoux, later door de vruchtelooze zoekerij naar een aardig oord. Maar ik was het mij niet bewust. Ik merk wèl dat ik op reis met weerzin brieven schrijf; het is altijd of je te veel en te weinig tegelijk te zeggen hebt, en de materieele omstandigheden zijn ook meestal tegen. Prentkaarten zijn de uitvinding geweest op reis. Dat stuk over DekkerGa naar voetnoot2. maakte mij kregel. Vooral om die stomme opmerkingen over anderen (‘de brakke maar vlakke verhalen van Slauerhoff’). Vgl. bij Larrios is de heele Dekker één poepmachine voor me; en nogmaals, het is zóó ver verwijderd van ieder voorbeeld, voor mij, van schrijversintelligentie en zelfs kracht, dat bepaald niet een ‘studentikooze’ geest als die van Kramers mij overtuigen zal. Hij wordt door Dekker geboeid, zooals hij het door Jo Ammers zou zijn, verondersteld dat dat ‘mocht’. Enfin! - Ik weet nu dat je mij dat zond voor mijn stuk; en nu Uyldert.Ga naar voetnoot3. Geeft het je tòch geen griezelig gevoel dat Kramers het met je eens is over Dekker en Uyldert over Hampton Court? Ik weet wel dat je er nog wel anders tegenover staat, maar - - - Neen, onzin. De ware reden is dat de heele Ned. literatuur mij weer mijlen de keel uithangt, op mijn enkele liefdes na. Ik denk: ‘zit ik daarvoor in Spa?’ Je stuk en versGa naar voetnoot4. kwamen vanmorgen hier, met proeven van Forum; alles is alweer terug!Ga naar voetnoot* Je vers vind ik zeer goed en wil ik dus graag opnemen. Je stuk vind ik beneden alles. Het is de mémoire-stijl van mijn cahiers, maar zonder eenige ‘tact’.Ga naar voetnoot** Hoe kan je een critiek geven over jezelf, en dan die ‘hartelijke groeten’ aan het eind; er moest alleen nog maar bij staan: ‘ook aan je vrouw’, of ‘ga je nu gauw met vacantie?’ En dan die z.g. losse opmerking van: ‘ik weet niet goed meer wat Coster en Nijhoff gemeen hebben, ik geloof alleen Zola | |
[pagina 369]
| |
en Fannie Hurst’. Het is, als losse toon, alleen maar belachelijk, en als artikel totaal zonder belang. Tenzij je mij overtuigen kunt, ben ik dus zeer tegen; het is het slechtste stuk dat ik ooit (misschien) van je las; de Brief over CouperusGa naar voetnoot5. is er een verkwikkend opstel naast. Je opmerkingen over Menno en mij vind ik best; maar zet ze dan in een ander verband en schrijf een stuk in Forum tegen ons, als je dat wilt; in deze omlijsting is dit al even onbelangrijk. Het eenige aardige van je stuk is die opmerking over De Haan, dat hij een rasecht dichter is die zoo goed als geen goede verzen schreef, maar 1o. doe niet zoo in het publiek ‘onbelezen’, als je wilt schrijven over De Haan, 2o. deze ééne opmerking is niet een heel artikel waard. Je ‘ik weet dit nog niet’ en ‘dat zou ik ook nog moeten lezen’, zijn idioot; het eenige wat op deze manier overblijft is: Marsman wil van zeker iemand wetenGa naar voetnoot* waarom die hem vergeleken heeft met De Haan;Ga naar voetnoot6. en dàt, met alle permissie, interesseert eigenlijk niemand. Als je dus op plaatsing van dit stuk gesteld bent, herschrijf het dan en maak er iets belangrijkers van. Breek Menno en mij dan af zooveel je wilt, want het zou te mal zijn als je dacht dat dàt mij parten speelde. Neen, wat ik je hierboven allemaal schreef is gewoon een vriendenopinie, die met plaatsing of niet in Forum nauwelijks iets heeft uit te staan. Ik kreeg geen enkel stuk van je, na D. over den Dood (dat ik je terugzond). Stuur mij dus wat je wilt hierheen. Ik lees met genoegen dat je zoo in je roman opschiet. Ik ‘grübel’ nog, en alles wat ik probeer bevalt me niet. Als Forum je roman neemt,Ga naar voetnoot7. zou dat moeten zijn na Minne's Heineke Vos,Ga naar voetnoot8. dat in October begint en zeker 4 à 5 nrs. zal vullen, dus in Maart '33, tenzij Menno's Dokter DumayGa naar voetnoot9. voorgaat. Maar dat bespreken we nog wel. Het is hier een eigenaardig leven. ‘Ingeburgerd’ voelen we ons nog niet; we zijn nog doende om ons behagelijk te voelen, ofschoon | |
[pagina 370]
| |
het oppervlakkige contact wel aardig was. Het is hier provinciaal en badoordachtig, een stad met een z.g. grootsch verleden en romantische wandelingen, die eigenlijk een gewoon Ardennen-karakter hebben - maar ver in de buurt zijn we nog niet geweest, er schijnen ook mooie ruïnes te zijn. Menno en Wim ter Braak komen hier overmorgen en blijven een week. - Wanneer gaan jullie weg? of gebeurt dat nu niet meer? Was ik je nog een boek schuldig? zoo ja, koop dat dan van het geld dat ik nog terugkrijg van Den Besten. Zooniet, stuur het me dan hierheen, als postwissel bv. Later beter. Ik ben nogal moe vandaag. Bep laat jullie hartelijk groeten; veel hartelijks ook van jullie E.
Ik heb zooveel proeven gecorrigeerd en copie gelezen vanmorgen - alles in haast - dát ik schrijf zooals ik de vloer zou vegen. Let niet op een en ander.
P.S. - Ik schrijf hier expres nog wat achter, omdat ik er de pest in heb dat ik je zoo'n rotbrief zend. Maar je kunt aan mijn schrift zien, dunkt me, hoe moe ik ben. Of ‘moe’ is het woord niet - hoe ‘fed-up’ van schrijverij (wat met mijn gevoelens voor jou niets te maken heeft). Ik zou erg graag wat met je wandelen en praten (ook over literatuur!) Coster weet bepaald niet wat een amokmaker is; men kan van mijn ‘messentrekkerij’ tegen hem toch moeilijk zeggen dat het in blinde woede gebeurt. Maar de man heeft zich in zoowat iedere menschelijke definitie zijn heele leven door vergist, in Hamsun en in Sawinkov, in wàt je maar wilt. (En jij gelooft nòg niet dat het een ezel is!) Waar zit Jany? Weet je hoe hij het maakt? Zag je hem al sinds zijn terugkeer uit Ascona? Schrijf maar gauw weer, als je er trek in hebt. Ik ben dan wel weer eens beter op dreef. Nogmaals veel hartelijks. |
|