Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1214. Aan A.A.M. Stols: Gistoux, 15 juli 1932Beste Sander, Hierbij nog een vertaling uit Byron voor je collectie. Als je geen plaats meer hebt, kan je de 2 gedichten op één blz. doen; zet er dan boven: ‘Twee Gedichten van Byron’, of beter nog: Twee Liedjes van ByronGa naar voetnoot1.; en daaronder de titels in kleine kapitalen. Maar liefst op twee blzn. natuurlijk. | |
[pagina 356]
| |
Het tweede had je al, maar déze lezing is de beste. Ik stuurde je vanmorgen een briefkaart. Je E. Dus zullen wij nooit meer dwalen... (Byron) Dus zullen wij nooit meer dwalen,
Laat door den blauwen nacht,
Bleef ook 't hart in liefde stralen
En de maan in de oude pracht.
Want het zwaard verslijt het leer,
En het lichaam slijt om 't hart,
En de ziel voelt soms niet meer,
En liefde zelfs verstart.
Moest bij nacht de liefde stralen
En bij dageraad vergaan,
Toch zullen wij nooit meer dwalen
In den glans van de maan.
(vert. E. du Perron)
|
|