Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1194. Aan C. van Wessem: Gistoux, 6 juli 1932Gistoux, Woensdag. B.C., Je geeft me geen antwoord op mijn vraag: is het waar dat mijn tekst 3 jaar onuitgegeven moet blijven, als hij in de Bladen is verschenen? Aan inlichtingen over Daendels ontbreekt het me nu niet. Alleen wel aan het boek zelf. Maar ik voel er eigenlijk alweer voor om de bespreking door een ander te laten doen.Ga naar voetnoot1. Ik ben al net als jij op het gebied van ‘besprekinkjes’, en dan - àls ik het doe - bespreek ik liever auteurs die mij geheel onbekend zijn. Wat je voorgangerschap op het gebied van Coster betreft, ik las bij Kelk eens je fameuze Wei der Ideeën.Ga naar voetnoot2. Ik vond het een zéér deferent stuk, met vele complimenten voor Coster en één voorzichtige op- | |
[pagina 335]
| |
merking over die ‘ijswoestijnen’ inderdaad; maar dat zal aan het ‘levensgevaar’ hebben gelegen. Enfin, het spijt me dat jij het dan voor mij liep en ik ben gaarne tot wederdienst bereid, al zal de verhouding tusschen ons wel altijd zijn als die van Daendels tot Reinald Godius. Ik troost me nu wel met het feit dat Bonaparte Muiron vóór zich had op de brug van Arcola,Ga naar voetnoot3. maar ook dit lijkt me overdreven, en dan: Muiron ging eraan dood, terwijl jij springlevend bent. Met hartelijke groeten, steeds je E. |
|