Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1187. Aan H. Marsman: Gistoux, 2 juli 1932Gistoux, Zaterdag. Beste Henny, Jammer dat je P.v.O.'s Brieven zoo weinig aardig vindt. Mij vielen ze erg mee - en vooral: het ensemble is werkelijk touchant. Ook dat gescharrel over Avontuur; het onvermomde, in één woord. Maar après tout, je bent hier de ware man niet voor. Desnoods doe ik het dan zelf. Kan je mij een brief van P.v.O. aan jou ter publicatie afstaan? - of een correct typsel daarvan? Of acht je dit ook niet ‘verantwoord’? In het buitenland (Fournier, Rivière, enz.) gebeurt het slag op slag. Maar bij ons heerschen van die curieuze vooroordeelen, dus wie weet wat jij hiervan denkt. Ik heb me zeer geamuseerd met het stuk van Jacques in D.G.W., dat Vorm of Vent heet en waarin Menno en ik ‘ventisten’ worden ge- | |
[pagina 330]
| |
noemd. Maar de nabijheid van Utrecht is in dit Breukelensch proza merkbaar;Ga naar voetnoot1. een vervolg zal hoop ik doen uitkomen dat jij en Engelman de ware agglomeratie vertegenwoordigen, m.a.w. de ventvormisten zijn. Bravo! Ik heb ook zooiets ventvormistisch in me, dacht ik... Ik ga trouwens op dit alles serieus antwoorden; niet polemisch, maar ‘serieus’. Alleen moèt ik wel wachten tot ik godbeter't zelf uitgecosterd zal zijn! Ik las Kleist uit. Hoogst bevredigend, al doende, maar voor mij zonder nasmaak. Wat Kleist te vertellen heeft is uitmuntend, maar wat hij te zeggen heeft raakt me niet. Het boeiendste van alles vind ik Die Verlobung in St. Domingo, dat, op het ultradramatische slot na, de spanning geeft van een verhaal van Gustave Aimard. (Het doet ook wat denken aan de alleen maar uiterlijk-vertellende Mérimée, Tamango bv.) Verder voel ik nog voor Kohlhaas natuurlijk, voor Das Erdbeben auf Chili, met dat zelfde spannende ‘worden zij nog gered of niet?’ en met dezelfde pessimistische afloop; Der Zweikampf is ook best; Der Findling vind ik wel erg verward, en telkens uit zijn koers geslagen; het einde: de wraakzucht van den man die het schavot op moet, doet denken aan Kohlhaas; die navertelde legende van Sinte Cecilia vind ik minder en Das Bettelweib is, zooals ik al zei, eigenlijk een vlotverteld spookverhaal dat van iedereen had kunnen zijn. Maar héél gek, en bepaald uitgesponnen vind ik Die Marquise von O... Gek, omdat het au fond, zóó weinig om het lijf heeft. Het doet in menig opzicht denken aan de mishandelde Littegarde uit Der Zweikampf, maar het is krankzinnig traag en toch wel boeiend, en er is één scene in: als die papa zijn dochter zoo ‘onuitsprekelijk genotvol’ kust, die mij rare kriebelingen gaf. - Maar over het algemeen vind ik deze verhalen meer gaaf dan werkelijk goed; in ieder geval stel ik ze verre achter de Italiaansche kronieken van Stendhal. Daar is in St. iets anders, iets oneindig rijkers, dat Kleist niet heeft; in zijn betere verhalen (daar waar hij niet alles zegt, niet alleen maar vertelt, als La Double Méprise of Arsène Guillot) vind ik Merimée trouwens ook beter, d.w.z. heeft hij mij meer te ‘zeggen’ - of te suggereeren. Maar dit alles geldt niet den vorm van deze Kleistverhalen, die ongeveer even ‘volmaakt’ is als Poesjkin en Mérimée, en veel ‘volmaakter’ dan Stendhal. En die vorm, hè?... Ik heb veel aan het boek gehad, vooral met het oog op het | |
[pagina 331]
| |
Duitsch, en natuurlijk, vergeleken met de nieuwe zakelijkheid à la Feuchtwanger is het in ieder opzicht foutloos. Als ik het boek nog kritiseer, doe ik het op voor mij het allerhoogste plan - een plan waar bv. zulke onleesbare verzenschrijvers als Shelley, Keats en zoo nog geen énkel oogenblik je aan toe zijn. (Met verzoek dit bij gelegenheid te vertellen aan Mr. J.C. Bloem.) Wat je zegt over je tactiek of liever non-tactiek inzake Een Voorbereiding kan ik levendig met je meevoelen. Ik geloof dat ook jij volkomen gelijk kunt hebben in deze opvatting - al is de mijne misschien ook niet slecht. Hier staat op een rare manier 2 × ‘ook’; ik bedoel: het is om het even wie van ons hier gelijk heeft. Bouws zal dat geleuter nooit afleeren. Het is onnoodig dat ik hem nog eens kapittel, dus... Bij gelegenheid spreek ik hem er nog wel eens over, maar dan meer ‘voor mijn eigen plezier’. De toestand hier is beter wat mijn moeder betreft, maar nu moet ik Gille eerstdaags bij Simone installeeren in Brussel, zoodra het geld er is van die hypotheek. Het is alles bij elkaar een moeilijke levensphaze die ik nu weer doormaak, vooral ook, omdat die geldnood zoo dreigt. Zou ik een eenigszins behoorlijke baan kunnen vinden, denk je, in Holland? Kan Van der Meulen mij niet aan iets helpen? Waarschuw eens als jij of Rien iets hoort. Voor bibliothecaris, secretaris en zulke dingetjes ben ik ook zeer geschikt, dunkt me, en boeken verkoopen wil ik ook best. Als het maar een béétje behoorlijk betaald wordt. Of zou ik lessen kunnen geven? Bedenk eens wat, maar in volle ernst. Weet Engelman niets? Hartelijke groeten onder ons vieren en de hand van je Ed. |
|