Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1159. Aan H. Marsman: Lugano,Ga naar voetnoot1. 8 juni 1932.Cassarate, 8 Juni Beste Hennie, Dat was een lange brief, waar een heeleboel in stond. Ik vrees dat ik deze keer niet behoorlijk op alles zal antwoorden, want we hebben vandaag eindelijk weer een mooie dag en moeten daarvan pro- | |
[pagina 313]
| |
fiteeren voor langere wandelingen. Gelukkig tikt Bep op dit oogenblik een artikeltje voor ForumGa naar voetnoot2. (over een Amerikaansch ‘modern jaarboek’, bij Servire uitgegeven!) Wat je over jezelf zegt lijkt mij over het algemeen juist, maar overdreven naar de kant van het pessimisme. Als je ‘drie confessies’Ga naar voetnoot3. af zijn, sta je er weer geheel anders tegenover, dat zal je zien. En waarom zou je een romanfabrikant moeten worden, in het genre van die heeren, die Anthonie Donker ambtshalve zoo bewondert? Eén goed boek is ook best, soms beter zelfs. Dat houd ik mijzelf ook voor. Dat Rien dan van dàt boek zal houden is op het oogenblik mijn droom. Maar Barnabooth is zoowat mijn maximum van ‘mogelijkheden’. En jij zou er dan wschl. al het zintuig voor missen. Vervelend is dat! Ik stuur je dit boek nu binnenkort, maar als je het niet echt prachtig vindt, wil ik het wel graag terughebben, voor Bep of voor een ander. - Je moet verder, wat mijn ‘menschelijke waarde’ betreft dit aan Rien zeggen: ik moest zoo abject beginnen, om zoo vol moraliteit te kunnen zijn, als ik het nu ben. En kijk nu eens naar het bedroevende schouwspel van mijn zuiverste tegenstelling, Anthonie Donker: die moest zoo vol moraliteit beginnen om nu zóó abject te kunnen zijn... Ik heb, tusschen haakjes, voor mijn 4e bundel cahiers, nu wèl geantwoord op Theun en Thonie en zelfs op Ton (van Duinkerken).Ga naar voetnoot4. Jammer dat het niet in Forum komt, want het portret dat ik daar van Thonie geef, zal ook zijn olifantenhuid wel te machtig zijn. Maar ik heb geen trek om telkens met Menno en Roelants te harrewarren (hoe vriendschappelijk dan ook) over gepolemiseer van mij, dat meer of minder ‘gewenscht’ is; dan maar heelemaal niet meer; ik bedenk dan nog wel andere stukjes voor het panopticum. Hoe het hier in Augustus zal zijn, kan tegenwoordig niemand bij benadering zeggen. The climate is out of joint...Ga naar voetnoot5. Wij hebben nu nog | |
[pagina 314]
| |
voortdurend regen! Misschien is het in Aug. ondragelijk warm, ofschoon het seizoen dan weer opent. Het gezelschap van Bruning en Binnendijk hindert me niet erg, omdat àl deze opinies tenslotte de grilligste en minst berekenbare dingen zijn die ik ken, in de literatuur. Af en toe ben je het dus hevig oneens met je beste vrienden, en eens met de zotten; tant pis voor iedereen. Bep en ik vinden beiden Mädchen in UniformGa naar voetnoot6. zoowat de éénige werkelijk superieure film die sedert jaren vertoond werd; ik schreeuw nu naar het balkon: - Bep, is die film ook filmisch goed? - Bep antwoordt: - Ach, natuurlijk. Hij is filmisch absoluut goed omdat hij adequaat is. Alleen het slot is iets zwakker, omdat de oude directrice naar beneden gaat en de jonge menschen boven blijven, wat een soort contrast suggereert als tusschen hemel en hel. Maar dat is ook het éénige zwakke punt in de heele film! - Nu, wat jij nu? En ik voeg erbij dat Dorothea Wieck de eenige superieure vrouw is, die ik in eeuwen tusschen de filmsterren heb gezien. Althans in deze film, moet ik er misschien voorzichtig bij zeggen. Ik geloof dat je gelijk hebt wat betreft de stijl van mijn Lawrencestuk.Ga naar voetnoot7. Maar never mind, de inhoud behoort toch wel tot het beste wat ik op dit gebied ooit gaf. Ik schreef het ding nogal moeizaam, misschien omdat ik er ook te veel in wou zeggen. Wat je zegt over ‘zelfingenomen arrogantie’ is curieus. Eigenlijk geloof ik dat zooiets zich alleen voordoet als de schrijver je niet ligt. Voor een andersdenkende moet Multatuli bv. wel de arrogantste betweter zijn die ooit het papier bevuilde. Maar voor eensvoelenden een prachtvent; en dan doet de heele vraag van al of niet arrogant zich niet meer voor. Ik zou nog iets anders kunnen bedenken: n.l. dat de theorieën van iemand je wel liggen, maar dat je zijn toon te hoog vindt voor zijn intelligentie. Maar, met alle bescheidenheid: ik geloof niet dat dat bij mij precies het geval is. Alleen heb ik nooit dat ‘literaire respect’ kunnen voelen dat de meeste schrijvers hebben voor oudere voorgangers bv., zoo Jany voor Boutens. Als een vent mij verveelt, heb ik geen enkele neiging me verder te bekommeren om zijn literaire pedigree. Misschien lijkt dit ‘arrogant’? En bovendien: arrogant lijken voor hen, die zoo over mij denken | |
[pagina 315]
| |
(Van Nie,Ga naar voetnoot8. Donker en nog een paar anderen) is toch ook wel het aangenaamste wat mij gebeuren kan? (Ik zeg dit heusch in alle oprechtheid.) - Wat jij het ‘superieure mokken’ noemt, kan ik veel beter meevoelen, desnoods als verwijt. Maar waarom niet ‘superieur mokken’? Vind jij het dan zoo'n lollige boel, als je om je heen kijkt, in de literatuur? Of zeg jij ook ‘ja’ tegen het leven, op de manier van Donker? Over Slau gaan weer de raarste geruchten, nu in verband met dien danser Alexeï,Ga naar voetnoot9. waar ik je, meen ik, over sprak. Jany hier was ook al ingelicht, door Ernst Leyden, en ik kreeg een ‘superieure roddelbrief’ van Bouws. (Wil je dit ook voor je houden?) De menschen moesten heusch wat meer met zichzelf bezig zijn inplaats van te probeeren allerlei dingen uit te knobelen, waarvoor ze geen enkel serieus gegeven bezitten. Er wordt in Kring-milieus een stemming gemaakt tegen Slau, en z.g. vóór Darja, waardoor hij mij sympathiek zou worden, als hij niet al mijn vriend was. Hij mag vele fouten hebben, maar voorloopig praat niemand me uit het hoofd dat hij, ook als mensch, niet 3 × zooveel waard zou zijn, als bijna ieder specimen van dat roddelvee. Ik heb één ernstig bezwaar tegen Vic; dat hij op dit gebied ook zoo'n matador is; en zijn intelligentie maakt dat hij argumenten verschaft aan allerlei pauvre sires, die hij beter onder elkaar kon laten klungelen over het geluk van X en het ongeluk van Z. Er bestaan 2 bekorte edities van Leuwen; de eene, die vnl. Lucien en Mme de C. geeft, heet Le Chasseur Vert, maar voor zoover ik weet bestaat er alleen een hééle dure uitgave van, geïllustreerd door Laboureur. De andere is de bewerking door Jean de Mitty en heet Lucien Leuwen ou l'Amaranthe et le Noir, in 2 dln., destijds niet al te duur, maar die nu wel uitverkocht zullen zijn. Maar misschien bestaat, of komt, er nog eens een goedkoope druk van Le Ch.V., dat voor jou dus de aangewezen tekst zou zijn. Jan Engelman schreef inderdaad een lovend artikel over Koch.Ga naar voetnoot10. Maar in een nogal dikke stijl weer. Het is gek dat hij zoo goed schrijft in De N. Eeuw en dat zijn stijl voor mijn gevoel direct bedonderd wordt, als hij het ‘mooi’ gaat doen. Er komt dan zooiets in van: ‘pas op, nu gaan we schrijven voor en over de eeuwigheid’, dat me tegenstaat als de geur van levertraan. Maar soit, het stuk is natuurlijk | |
[pagina 316]
| |
best en zal menigen lezer zeker imponeeren! En dat is misschien nog wel de hoofdzaak voor Koch. Doe E. en K.Ga naar voetnoot11. mijn hartelijke groeten, bedank Rina voor me en zeg haar dat ik ook als scribent mijn best zal doen. Hartelijks voor jullie beiden, ook van Bep; de hand van je E.
P.S. Ik zal Van der Meulen een kaartje sturen. Zijn adres is toch: Lange Nieuwstr. 40. Daarheen zond ik ook zoo'n trouwannonce. - Ik kocht hier Kleist! - Het Pistoolschot is beroerd door de vertaling van Van W., die zéér dunnetjes is. |
|