Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1157. Aan R.A.J. van Lier: Cassarate, 6 juni 1932Beste Rudie, Kan je tegen precieze kritiek? Ik bedoel: onomwonden qua terminologie? Hierbij je verzen terug, waarin altijd (op De Zieke na, dat ik heelemaal een kreng vind) wel iets aardigs zit, vooral van toon; maar waarvan niet één mij werkelijk bevalt. Ik stuur je alles terug met kantteekeningenGa naar voetnoot1.; ik vind dit werkje allerbelabberdst en had er veel liever eens met je over gesproken, maar wanneer zullen we elkaar terugzien? Het kan zijn dat ik me hier en daar vergis, en als je je ‘gangmaker’ Freddy consulteert, zal hij zeker niet nalaten je enthousiast te verzekeren dat ik er niets van begrepen heb, dat je rhythme voortreffelijk is, enz., maar enfin, ik kan je alleen mijn reacties openbaren. Trek je er niets van aan en schrijf andere verzen, en stuur me die ook weer. Freddy schreef me dat je ook zoo'n huwelijksidiotietje in-drukvan-StolsGa naar voetnoot2. wou hebben. Ik heb er goddank geen meer, maar boven- | |
[pagina 307]
| |
dien wil ik hopen dat het niet waar is? Met hartelijke groeten, ook van ‘Dr. Bep’, steeds je EdP.
P.S. Ik had je die verzen met een algemeener praatje erover terug kunnen zenden, maar daar had je toch heelemaal niets aan gehad!
Brieven
I
Nog niet tot de slotsom gekomen
Te streven naar het loutere gelukGa naar voetnoot*
- En dan, wordt dit ooit volkomen? -
Wil ik weten en ga liever stuk.
Ga liever stuk aan mijn pogenGa naar voetnoot*
Uit schijn en schaduw te raken
Dan stil de leugen gedoogen
Die geheel gelukkig kan maken.
Ben niet een vriend van de haardGa naar voetnoot*
Stille avond, genegen gesprek
En het bijzijn dat mij bewaart
Voor een snel en roekeloos vertrek,
Maar ik zou mijn zelf willen vormen
Op een hoogte woest en eenzaam
In wind en regenstormen
Waarin ik zuiver vereenzaam.
erg Slauerhoff
Want mijn dagen gaan heen in rust
Maar een leven groeit in het verborgen,
Wordt soms bij schokken bewust.
Hoe weet gij dan mijn dag van morgen?
| |
[pagina 308]
| |
Het geheim van het binnenste stroomen
Wordt ook mij soms openbaar.
Spoedig weer door donker hernomen
Bleef dit mij, duidelijk en klaar:
Dat dezeGa naar voetnoot*
niet wil vloeien
In een vijver, wat wind in het riet,
Waar witte bloemen bloeien,
Maar naar een hevig bewogen gebied
Ik weet hoeveel ik in mij moet breken
En hoeveel tot leven voeren,
Moet mij zelf soms hevig ontsteken
Tot een groote en heft'ge vervoering.
Ben wel een vriend van de haard
Stille avond, genegen gesprek
Doch mij is geopenbaard
Eens, veel later, een zeker vertrek.
Jij die streeft naar het klein geluk
Bent misschien zeer wijs
En ik vind wellicht stuk-
Geslagen, dit aan het eind van de reis.
Laten wij altijd vrienden blijven
Alles is hetzelfde in wezen,
Zij, die in woeste stormen drijven
Of thuis gerust een boek blijven lezen -
April '32
Dit heele slot vind ik beroerd. Het gedicht is voor mij uit, waar ik de streepGa naar voetnoot3. zette; de rest is hangerige herhaling, en de twee slotstrofen zijn leelijk. | |
[pagina 309]
| |
II
Meer nog een vaag besef van later
Dan een duidelijk verhelderd weten.
Ik ben een diep nachtelijk water
Geregeld door verre planeten.
Rijs soms als een vloedgolf naar bovenGa naar voetnoot*
Val dan weer in eb naar beneden
Maar heb om het blijde gelooven
Een zekere strijd uitgestreden.Ga naar voetnoot**
Ik keek met nieuwsgierige oogen
Die zochten het wezen der dingen.
Ik lach reeds, maar blijf toch bewogen
DoorGa naar voetnoot*
stem die zich niet laat verdringen
En maant tot een zeker afscheid
Van wat ik te voos heb bevonden,
Jij weet dat dit niet tot geluk leidt
Noch naar gelukzalige verbonden.
Ik wilde zoo graag klaarder schouwen
En leven in trots en in moed.
Komt eens het morgengrauwenGa naar voetnoot*
Van mijn wezen, dat ik bevroed
Dan zal dit trotsch zijn en eenzaam
Van het kleine geluk veren vervreemdGa naar voetnoot*
Omdat zijn weten langzaam
Hem vele dingen ontneemt.
Dan zal het verafgelegen
In gebieden hoog en koud
Machtig lachen in de regen
Versteenen als ik veroud.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 310]
| |
Ik schrijf dit in krachtig verrijzen
Ga morgen veel vlakkere wegen.
Dit maakt mij nog niet tot de wijzen
Die over het komende zwegen.
Mei '32
Het geheel is erg vaag en sloom.
III
Geloof je niet dat in het uur
Dat je stil voor je zit te kijken
Bij een vrouw en een knappend vuur
Ik zacht naast je neder kan strijken
En - wel met een wetende lach -
Kan luisteren naar je verhalen.
Dan, dieper, door wat ik zag
Beminnend geluk van de dalen.Ga naar voetnoot*
Je stilte zal ik niet verstoren
Ik ben dan zelf met stilte saamgeweven.Ga naar voetnoot*
Ik zal begrijpend naar je hooren
En denken: het is geen kwaad te leven.Ga naar voetnoot**
Mei '32
IV
Liefde ga ik niet voorbij -
Denk je dat ik haarGa naar voetnoot*
verwoesten zou?
Liefde geef ik, ànders medelij
Aan de enkeleGa naar voetnoot* begeerde vrouw.
WetenGa naar voetnoot*
is nog geen ontberen
Geen verlaten van de goede aarde.
| |
[pagina 311]
| |
Altijd zal ik moeten keeren
Tot dit goed geheim, het onverklaardeGa naar voetnoot*
Maar wat ons in deze dingen scheidt
Is dat ik toch niet zou blijven
Kussen, gaan zouvGa naar voetnoot** In een andere tijd
Andere oogen vond en andere lijven.Ga naar voetnoot***
Mei '32
V.
Zooals ik aan een vrijer wezen denk,
Droom jij van innigheden.
Geloof mij, geluk is een kostbaar geschenkGa naar voetnoot*
Zoo gewonnen, en zoo weer vergleden.
Jij gaat met een zeker doel op weg:
Een klein geluk in warm licht zoeken,
In een zonnige stad, achter bloeiende hegGa naar voetnoot*
Met kinderen en bloemen en boeken.
Maar ik die de maat van deGa naar voetnoot*
blijdschap vermoed
Wilde trachten naar iets dat ik veelGa naar voetnoot**
vager ken.
Maar wie weet wat ik nog in hetGa naar voetnoot*
voorbijgaan ontmoet,
En soms nog gelukkig ben.Ga naar voetnoot**
Mei '32
Rvan Lier
De Zieke
Moeder, wilt gij de gordijnen sluiten?Ga naar voetnoot*
Groen loof en helder licht doen pijn.
Het is zoo blij en vroolijk buiten,
Stel tusschen mij en blijdschap eenGa naar voetnoot**
gordijn.
| |
[pagina 312]
| |
Ik begeer, maar is dit nog begeeren
Alleen de rust in koele duisternis.
De wil is dood, ik kan mij niet verweren.
Als alles, alles nu maar over is.
Dit is wel erg somber...
Gij gaat zoo zacht met uwe zachte handen
Maar uw bewegen is zinledigheidGa naar voetnoot*
Ik ben reeds zoo vervreemd. Tusschen de wanden
Begint een deel reeds van de eeuwigheid.Ga naar voetnoot**
Waarom weer heftig te bewegen
En driftig naar een doel te jagen
Mij blijft toch elke zin verzwegen
Van al mijn zinnelooze dagen.
Rààr is dat!
Alleen voor deze zachte pijn
Zou ik nog blijven willen, enkele uren.
Voor mij gebed noch medicijn
Ik kan het licht niet meer verduren
Rvan Lier
Sentimentaliteit op St. Nicolaasrijmen. |
|