Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1109. Aan J.A.A. Engelman: Gistoux, 18 april 1932Gistoux, Maandag. Beste Engelman, Ik hoop dat de zaak in orde komt, dat is al wat ik je ervan kan zeggen. Mijn vrees voor mystificatie was nooit serieus, en het vers heeft nog altijd met volle kracht mijn stem vóór. Bovendien schreef ik Menno er nog over, en is er dus wel kans dat hij, zooals hij jou zelf schreef,Ga naar voetnoot1. zijn ‘onvoorzichtig jawoord’ gestand zal doen. Dat Roelants hierin tegen is, - niet èrg tegen, bleek me! - is voor mij het mysterie. Maar dat krijg je ervan als de menschen zich aan eigen ‘grondwetten’ gaan storen.Ga naar voetnoot2. Ik ben de zaak overigens, na alles wat ik er naar rechts en links over schreef, Ambrosiaansch beu. Misschien kan je je dat wel voorstellen. Het is ook wel onnoodig, hoop ik, je nog eens uitgebreid te vertellen hoe een scheiding tusschen Forum en jouGa naar voetnoot3. mij spijten zou. De opvatting om ieder vers apart na te kijken is trouwens de mijne niet; ik adopteer veel liever integraal een auteur, en neem er dan zoonoodig zijn mindere werken bij. Schoolmeesterskeuringen vind ik alleen noodig bij beginnelingen en ‘anoniemen’. Voilà. Als de zaak in orde komt en je, na Koch, nog over Willink wilt schrijven, dan is dit zijn adres: Keizersgracht 538, Amsterdam. Je kunt mij noemen tot introductie. | |
[pagina 281]
| |
Laat KuyleGa naar voetnoot4. het in jullie geschil vooral met geen millimeter winnen, Ieder gedicht dat je uit Sine Nomine in De Tuin van Eros wilt zetten, moet er ook in; anders voel ik me o.a. nu al bekocht. En vooral die Kuyle, die zelf zich niet geneert om de menschen te begappen en bedotten zooveel hij kan. Zelfs als het in je contract zou staan, dan nog zou ik me er niet aan storen; Henny weet er misschien wel raad op, en tot een proces zullen ze wel niet zoo gauw overgaan. Wat een typische pròl, in de ware beteekenis van het woord, is dat mannetje toch. ‘Menschen die zijn wat ze schrijven’ is heel aardig, maar sluit ook niet heelemaal. N.l. je opmerking, dat er ‘persoonlijkheden’ zijn, aan wie jij (of wij, of ik) de pest hebt, blijft ook zóó van kracht. Timmermans is misschien heelemaal wat hij schrijft. Daarom is ‘persoonlijkheid’ heel goed, mits men erbij bedenkt dat er antipathieke en ongewenschte dito zullen blijven bestaan. Het woord had alleen volle kracht tegen ‘scholen’ en epigonen; met ‘scholen’ bedoel ik ook: toegepaste aesthetica. Leg Alleenspraak van De Graaff naast Media Vita; op het eerste gezicht en als men niets van de dichters weet, zou men kunnen denken dat de bundels op één plan staan; hetzelfde poëtische ectoplasma, zou je zeggen, wordt hier gevormd, als uit de lucht in een bundel gecondenseerd. Maar Media Vita komt uit en wordt weer een persoonlijkheid, Alleenspraak blijft mooi ectoplasma. En dan is De Graaff nog niet eens een epigoon, of, als hij het is, is hij het niet van iemand, maar van de algemeene poëtische sfeer. Deze ‘mooie’ verzenbundelGa naar voetnoot5. is, op dit oogenblik, in Nederland, nergens, nergens, nergens verrassend. Donker is op zijn best een uitstekend dichter; maar om dezèlfde reden - al gaat het hier dan wel om twee ‘persoonlijkheden’ - is Henny tenslotte van veel grooter beteekenis, ook al zou men (wat toch best kan), zuiver poëtisch gesproken, Donker prefereeren. Maar men kan zich in Holland best een andere Donker voorstellen; iedere Martin Leopold, W.A.P. Smit, Van Klinkenberg, zelfs Campert, heeft in zich de stof van een soortement Donker, terwijl niemand Marsman vervangen kan. (Deze opinie was de mijne toen ik niets voor Henny voelde en met Donker nog vaag bevriend was.) | |
[pagina 282]
| |
Hoe is het met je krantGa naar voetnoot6. afgeloopen? Ben je nog niet broodeloos? Ik informeer met spanning naar dgl. bizonderheden, sedert ikzelf me door zooiets bedreigd voel. Tot later en beter, liefst na bevredigende oplossing van het ge-Ambrosiaak! De hand. Je EdP. |
|